Vanuit het oosten gezien waren er drie poorten, vanuit het noorden drie, vanuit het zuiden drie en vanuit het westen drie. De stadsmuur had twaalf grondstenen, met daarop de namen van de twaalf apostelen van het Lam. Degene die met mij sprak had een gouden meetstok om daarmee de stad, de poorten en de muur op te meten. De stad was vierkant, even lang als breed. Hij mat de stad met zijn meetstok: twaalfduizend stadie, zowel in de lengte als in de breedte en in de hoogte. Hij mat de stadsmuur: honderdvierenveertig el, in gewone mensenmaat, die ook engelenmaat is.
Lees meer ...Openbaring 22:1-5 Een nieuwe hemel en een nieuwe Aarde 3
Hij liet me een rivier zien met water dat leven geeft. De rivier was helder als kristal en ontsprong aan de troon van God en van het Lam. In het midden van het plein van de stad en aan weerskanten van de rivier stond een levensboom,
Lees meer ...Openbaring 22:6-21 Slot
Toen zei hij tegen mij: ‘Wat hier gezegd is, is betrouwbaar en waar. De Heer, de God die profeten bezielt, heeft Zijn engel gestuurd om aan Zijn dienaren te laten zien wat er binnenkort gebeuren moet.’ ‘Ik kom spoedig!’ Gelukkig is wie zich houdt aan de profetie van dit boek. Ik, Johannes, was het die deze dingen hoorde en zag. En toen ik alles gehoord en gezien had, wierp ik me neer aan de voeten van de engel die me deze dingen liet zien, om hem te aanbidden. Maar hij zei: ‘Doe dat niet! Ik ben een dienaar zoals jij en je medeprofeten, en zoals degenen die zich houden aan wat er in dit boek staat. Je moet God aanbidden.’ Verder zei hij tegen me: ‘Houd de profetie van dit boek niet geheim, want de tijd is nabij.
Lees meer ...Genesis 1:1-19 De schepping van hemel en Aarde 1
In het begin schiep God de hemel en de Aarde. De aarde was nog woest en doods, en duisternis lag over de oervloed, maar Gods geest zweefde over het water. God zei: ‘Er moet licht komen,’ en er was licht. God zag dat het licht goed was, en Hij scheidde het licht van de duisternis; het licht noemde Hij dag, de duisternis noemde Hij nacht. Het werd avond en het werd morgen. De eerste dag. God zei: ‘Er moet midden in het water een gewelf komen dat de watermassa’s van elkaar scheidt.’ En zo gebeurde het. God maakte het gewelf en scheidde het water onder het gewelf van het water erboven.
Lees meer ...Genesis 1:20-31 De schepping van hemel en Aarde 2
God zei: ‘Het water moet wemelen van levende wezens, en boven de Aarde, langs het hemelgewelf, moeten vogels vliegen.’ En Hij schiep de grote zeemonsters en alle soorten levende wezens waarvan het water wemelt en krioelt, en ook alles wat vleugels heeft. En God zag dat het goed was. God zegende ze met de woorden: ‘Wees vruchtbaar en word talrijk en vul het water van de zee. En ook de vogels moeten talrijk worden, overal op Aarde.’ Het werd avond en het werd morgen. De vijfde dag. God zei: ‘De Aarde moet allerlei levende wezens voortbrengen: vee, kruipende dieren en wilde dieren.’
Lees meer ...Genesis 2:1-4 De schepping van hemel en Aarde 3
Zo werden de hemel en de aarde in al hun rijkdom voltooid. Op de zevende dag had God Zijn werk voltooid, op die dag rustte Hij van het werk dat Hij gedaan had.
Lees meer ...Genesis 2:5-14 De tuin van Eden 1
In de tijd dat God, de HEER, Aarde en hemel maakte, groeide er op de Aarde nog geen enkele struik en was er geen enkele plant opgeschoten, want God, de HEER, had het nog niet laten regenen op de Aarde, en er waren geen mensen om het land te bewerken; wel was er water dat uit de Aarde opwelde en de aardbodem overal bevloeide. Toen maakte God, de HEER, de mens.
Lees meer ...Genesis 2:15-25 De tuin van Eden 2
God, de HEER, bracht de mens dus in de tuin van Eden, om die te bewerken en erover te waken. Hij hield hem het volgende voor: ‘Van alle bomen in de tuin mag je eten, maar niet van de boom van de kennis van goed en kwaad; wanneer je daarvan eet, zul je onherroepelijk sterven.’ God, de HEER, dacht: Het is niet goed dat de mens alleen is, Ik zal een helper voor hem maken die bij hem past. Toen vormde Hij uit aarde alle in het wild levende dieren en alle vogels,
Lees meer ...Genesis 3:1-13 De tuin van Eden 3
Van alle in het wild levende dieren die God, de HEER, gemaakt had, was de slang het sluwst. Dit dier vroeg aan de vrouw: ‘Is het waar dat God gezegd heeft dat jullie van geen enkele boom in de tuin mogen eten?’ ‘We mogen de vruchten van alle bomen eten,’ antwoordde de vrouw, ‘behalve die van de boom in het midden van de tuin. God heeft ons verboden van de vruchten van die boom te eten of ze zelfs maar aan te raken; doen we dat toch, dan zullen we sterven.’ ‘Jullie zullen helemaal niet sterven,’ zei de slang. ‘Integendeel, God weet dat jullie de ogen zullen opengaan zodra je daarvan eet,
Lees meer ...Genesis 3:14-24 De tuin van Eden 4
God, de HEER, zei tegen de slang: ‘Vervloekt ben jij dat je dit hebt gedaan, het vee zal je voortaan mijden, wilde dieren wenden zich af; op je buik zul je kruipen en stof zul je eten, je hele leven lang. Vijandschap sticht Ik tussen jou en de vrouw, tussen jouw nageslacht en het hare, zij verbrijzelen je kop, jij bijt hen in de hiel.’ Tegen de vrouw zei Hij: ‘Je zwangerschap maak Ik tot een zware last, zwoegen zul je als je baart. Je zult je man begeren, en hij zal over je heersen.’ Tegen de mens zei Hij: ‘Je hebt geluisterd naar je vrouw, gegeten van de boom die Ik je had verboden.
Lees meer ...