Maar als ze nog eens op weg gaan, zal Ik Mijn net over hen uitspreiden; Ik haal ze neer, als vogels uit de lucht. Ik zal hen straffen zoals Ik hun heb aangekondigd.
Onheil kome over hen, want ze hebben Mij in de steek gelaten! Verderf over hen, want ze zijn tegen Mij in opstand gekomen! Hoe kan Ik hen bevrijden als ze Mij in een kwaad daglicht stellen? Ze roepen niet eerlijk en oprecht tot Mij, maar liggen te jammeren op hun bed. Ze kerven hun lichaam voor hun goden, smekend om koren en wijn, en zo keren ze zich tegen Mij. Ik was het die hun een goede leerschool gaf, Ik heb hen sterk gemaakt, en juist tegen Mij beramen ze kwaad. Naar Mij, de Allerhoogste, keren ze niet terug; ze zijn als een boog zonder spankracht. Hun leiders zullen vallen door het zwaard, als straf voor hun onbeschaamde taal. Dan wordt in Egypte de spot met hen gedreven.