Ik zal haar de kleren van het lijf rukken in het bijzijn van haar minnaars, en niemand die haar uit Mijn greep kan redden. Aan alle dagen dat zij feestviert, haar hoogtijdagen, nieuwemaan en sabbat, aan al haar feestvreugde zal Ik een einde maken. Ik verwoest haar wijnstok en haar vijgenboom, waarvan zij zei:

‘Het zijn geschenken die mijn minnaars me hebben gegeven.’ Ik laat ze verwilderen en geef ze prijs aan de dieren. Ik zal haar straffen voor de feesten die ze aan de Baäls wijdde en waarop ze hun offers bracht; uitgedost met ringen en halssieraden liep ze achter haar minnaars aan. Maar Mij vergat ze – spreekt de HEER. 

Daarom zal Ik haar meelokken naar de woestijn en dan tot haar hart spreken. Daar zal Ik haar wijngaarden aan haar teruggeven, het Achordal maak Ik tot een poort van hoop. En zij zal Mijn liefde beantwoorden als in de tijd van haar jeugd, als op de dag dat ze wegtrok uit Egypte.  Dan, op die dag – spreekt de HEER -, zul je zeggen:

‘Jij bent mijn man,’ en daarbij is geen wanklank meer te horen. De namen van de Baäls zul je niet meer in de mond nemen, ze zullen niet langer worden gehoord. Op die dag sluit Ik voor Mijn kinderen een verbond met de dieren van het veld en met alles wat vliegt en kruipt. Ik maak een einde aan het geweld van boog en zwaard in hun land, zodat ze in rust en vrede kunnen leven. Ik zal je voorgoed tot Mijn vrouw maken, Ik zal je hecht aan Mij verbinden, door liefde en ontferming. Mijn vrouw zul je zijn, want Ik beloof je trouw, en jij zult de HEER toegewijd zijn. 

Op die dag – spreekt de HEER – zal Ik antwoord geven. Dan antwoord Ik de hemel en de hemel antwoordt de aarde, en de aarde geeft antwoord aan koren, olijfboom en wijnstok, en zij antwoorden Jizreël, want het land zaai Ik in met Mijn volk. Over Lo-Ruchama zal Ik Mij ontfermen, Lo-Ammi noem Ik weer Mijn volk, en dan antwoordt hij:

‘Mijn God.’

Loading

0Shares