De HEER richtte zich tot mij: ‘Mensenkind, je woont te midden van een opstandig volk. Het heeft ogen om te kijken maar het ziet niets, en oren om te horen maar het luistert niet, opstandig als het is. Pak daarom bij elkaar wat je nodig hebt om in ballingschap te gaan, mensenkind, en vertrek bij daglicht, zodat iedereen het kan zien; ze moeten zien dat je vanuit je woonplaats in ballingschap gaat, ergens anders heen. Misschien dat ze dan, hoe opstandig ze ook zijn, hun ogen gaan gebruiken.
Lees meer ...Ezechiël 12:11-19 Een teken voor het opstandige volk 2
Wat ik deed is voor jullie een teken: wat ik gedaan heb, zal ook met hen gebeuren. Dit zegt God, de HEER: Zij zullen als gevangenen in ballingschap gaan. Hun vorst zal ook een last op zijn schouders laden en naar buiten gaan als het helemaal donker is. Ze zullen een gat in de stadsmuur maken om hem door te laten, en hij zal zijn gezicht bedekken, want hij zal zijn land niet meer terugzien. Ik zal Mijn netten over hem uitspreiden en hem daarin vangen, en dan breng Ik hem naar Babel in het land van de Chaldeeën.
Lees meer ...Ezechiël 12:20-28 Een teken voor het opstandige volk 3
De steden waar nu nog mensen wonen, zullen veranderen in ruïnes en het land wordt een woestenij. Dan zullen jullie beseffen dat Ik de HEER ben.”’ Ezechiël en de andere profeten. De HEER richtte zich tot mij: ‘Mensenkind, hoe luidt dat spreekwoord bij jullie in Israël? De dagen rijgen zich aaneen, en geen visioen komt uit? Zeg hun dit: “Dit zegt God, de HEER:
Lees meer ...Ezechiël 13:1-13 1
De HEER richtte zich tot mij: ‘Mensenkind, klaag alle profeten van Israël aan die het nog wagen te profeteren; zeg tegen de profeten die op eigen gezag spreken: “Luister naar de woorden van de HEER! Dit zegt God, de HEER: Wee de verdwaasde profeten die hun eigen ingevingen volgen zonder iets te hebben gezien! Israël, je profeten zijn als jakhalzen die leven tussen de ruïnes. Ze zijn niet in de bres gesprongen voor hun volk, ze hebben er geen muur omheen gebouwd waardoor het op de dag van de HEER in de strijd zou kunnen standhouden. Hun visioenen zijn bedrieglijk, hun voorspellingen zijn vals. Ze zeggen: ‘Zo spreekt de HEER …,’ terwijl ze niet door de HEER gezonden zijn.
Lees meer ...Ezechiël 13:14-23 2
Ik haal de witgepleisterde muren omver, ze zullen instorten en hun fundamenten zullen bloot komen te liggen. De stad zal in puin vallen en jullie zullen omkomen. Jullie zullen weten dat Ik de HEER ben. Ik zal Mijn woede koelen op de muren en op de witkalkers, Ik zeg jullie dat de muren zullen verdwijnen samen met hen die ze hebben bepleisterd: de profeten van Israël met hun profetieën over Jeruzalem, die visioenen hadden van vrede terwijl het geen vrede zou blijven – zo spreekt God, de HEER.” Mensenkind, richt je nu op de vrouwen van het volk die op eigen gezag profeteren, en klaag hen aan.
Lees meer ...Ezechiël 14:1-11 1
Een aantal van de oudsten van Israël kwam bij me, en toen ze tegenover mij hadden plaatsgenomen richtte de HEER zich tot mij: ‘Mensenkind, deze mannen koesteren hun afgoden en hebben niets anders voor ogen dan de zonde die hen ten val brengt. Moet Ik me dan door hen laten raadplegen? Zeg tegen hen: “Dit zegt God, de HEER: Elke Israëliet die bij een profeet komt en intussen zijn afgoden koestert en niets anders voor ogen heeft dan de zonde die hem ten val brengt, zal Ik het antwoord geven dat hij met zijn afgoderij verdient.
Lees meer ...Ezechiël 14:12-23 Het lot van Jeruzalem 2
De HEER richtte zich tot mij: ‘Stel, mensenkind, dat een heel land tegen Mij zondigt door Mij ontrouw te worden en Ik treed tegen dat land op, Ik maak het brood dat het volk staande houdt schaars, zodat het honger lijdt, en Ik roei mens en dier uit, en stel dat de volgende drie mannen in dat land wonen: Noach, Daniël en Job – dan zullen zij met hun rechtvaardigheid alleen zichzelf redden, spreekt God, de HEER. Stel dat Ik dat land aan de wilde dieren prijsgeef, zodat het ontvolkt raakt en een woestenij wordt waar uit angst voor die dieren niemand doorheen durft te trekken, en stel dat die drie mannen daar wonen – dan geldt, zo waar Ik leef, het volgende, spreekt God, de HEER:
Lees meer ...Ezechiël 15:1-8 Het hout van de wijnstok
De HEER richtte zich tot mij: ‘Mensenkind, wat is er zo bijzonder aan het hout van de wijnstok? Is het nuttiger dan dat van andere bomen? Is er iets bruikbaars van te maken, kun je het zelfs maar gebruiken als een haak om iets aan op te hangen?
Lees meer ...