Een zelfzuchtig iemand volgt alleen zijn eigen wil, hij gaat de strijd met alle wijsheid aan. Een dwaas is niet geïnteresseerd in inzicht, hij wil alleen zijn eigen mening kwijt. Waar goddeloosheid is, is verachting, een schanddaad gaat gepaard met smaad. De woorden van een goed mens zijn als diepe wateren, ze zijn een sprankelende beek, een bron van wijsheid. Het is niet goed een goddeloze te bevoorrechten en het recht van een rechtvaardige te schenden.
Lees meer ...Spreuken 18:17-24 2
Wie als eerste pleit, lijkt zijn recht te krijgen, maar dan komt zijn tegenstander, en die vecht het aan. Het lot kan een geschil beslechten, het bemiddelt zelfs tussen de grootste heethoofden.
Lees meer ...Spreuken 19:1-16 1
Beter een arme die onberispelijk leeft dan een slinkse leugenaar-die is dwaas. IJver zonder kennis leidt tot niets, wie overijld te werk gaat, maakt al snel een blunder. Dwaasheid brengt een mens op de verkeerde weg, dan keert hij zich verbitterd tegen de HEER. Rijkdom maakt veel vrienden, een arme komt alleen te staan. Een valse getuige blijft niet ongestraft, wie leugens verkondigt, gaat niet vrijuit.
Lees meer ...Spreuken 19:17-29 2
Wie barmhartig is voor een arme leent aan de HEER, die zal hem zijn weldaad vergoeden. Tuchtig je zoon, dan is er hoop, zorg ervoor dat hij niet sterft. Wie doldriftig is, zal moeten boeten, als je hem zijn woede toestaat, neemt die enkel toe. Luister naar raad, laat je onderwijzen, uiteindelijk maakt het je wijs.
Lees meer ...Spreuken 20:1-16 1
Van wijn word je een spotter, van drank een braller, wie zich bedrinkt, verliest zijn verstand. Als het brullen van een leeuw, zo zijn de dreigementen van een koning, wie ze in de wind slaat, brengt zijn leven in gevaar. Het strekt een mens tot eer om ruzie te vermijden, een dwaas stort zich in een woordenstrijd. Een luiaard ploegt niet in de herfst, en vraagt zich in de zomer af waarom hij niet kan oogsten. Wat omgaat in een mensenhart is als diep verborgen water, iemand met inzicht brengt het naar boven.
Lees meer ...Spreuken 20:17-30 2
Gestolen voedsel smaakt aanvankelijk goed, maar later lijkt je mond gevuld met kiezels. Een plan komt tot stand door overleg, bereid een oorlog dus goed voor. Bij een roddelaar is een geheim niet veilig, laat je niet in met een loslippig mens. Als je je vader en moeder vervloekt, wordt je levenslicht gedoofd in de diepste duisternis.
Lees meer ...Spreuken 21:1-15 1
De gedachten van de koning zijn als waterstromen in de macht van de HEER, Hij leidt ze waarheen Hij maar wil. Een mens kiest in zijn eigen ogen altijd de rechte weg, de HEER toetst wat hem innerlijk beweegt. De HEER heeft liever dat je eerlijk en rechtvaardig handelt dan dat je een offer brengt. Een hooghartige blik, een aanmatigend hart, wat een goddeloze uitstraalt is zondig. De plannen van een vlijtig mens strekken hem tot voordeel, wie overijld te werk gaat, zal gebrek lijden.
Lees meer ...Spreuken 21:16-31 2
Wie afdwaalt van de weg van het verstand zal belanden in het rijk van de schimmen. Wie te vaak feestviert, zal gebrek lijden, wie te veel van eten en drinken houdt, wordt nooit rijk. Goddelozen zijn het losgeld voor rechtvaardigen, oprechten worden vrijgekocht, trouwelozen niet. Je kunt beter in de woestijn wonen dan samenleven met een humeurige vrouw die ruzie zoekt. Een wijze heeft een kostbare schat aan olie in huis, een dwaas verkwanselt hem.
Lees meer ...Spreuken 22:1-16
Een goede naam is te verkiezen boven grote rijkdom, waardering boven zilver en goud. Een arme en een rijke hebben dit gemeen: de HEER heeft hen beiden gemaakt. Wie verstandig is, ziet het gevaar en hoedt zich ervoor, wie onverstandig is, gaat eraan voorbij en wordt gestraft. Wie bescheiden is en ontzag heeft voor de HEER, wordt beloond met rijkdom, eer en een lang leven. Wie de verkeerde weg gaat, treft dorens en valstrikken aan, wie zijn leven liefheeft, blijft er verre van.
Lees meer ...Spreuken 22:17-29 Spreuken van wijzen
Schenk mijn kennis een aandachtig oor, luister naar de woorden van de wijzen.
Het is goed ze vast te houden, zodat je ze altijd op je lippen hebt. Jou laat ik ze horen, nu, opdat je op de HEER vertrouwt. Heb ik niet dertig spreuken voor je opgeschreven, vol kennis en goede raad?