Amasja raapte al zijn moed bijeen en trok aan het hoofd van zijn leger op naar de Zoutvallei, waar hij tienduizend Seïrieten doodde. Tienduizend anderen, die de slag overleefden, werden door de Judeeërs gevangengenomen en meegevoerd naar de top van een rots. Daar werden ze naar beneden gegooid, zodat ze allemaal te pletter vielen. Intussen vielen de soldaten van het leger dat Amasja, voor hij ten strijde trok, had weggestuurd, de steden van Juda aan, vanaf Samaria tot Bet-Choron. Ze doodden er drieduizend man en haalden een rijke buit binnen.
Nadat Amasja van zijn overwinning op de Edomieten, de inwoners van Seïr, was teruggekeerd, liet hij hun godenbeelden naar Jeruzalem overbrengen en daar opstellen. Hij knielde ervoor neer en bracht ze offers. De HEER ontstak in woede tegen Amasja en stuurde een profeet naar hem toe, die hem zei:
‘Waarom zoekt u uw heil bij de goden van dit volk, die niet eens hun eigen volk uit uw handen hebben kunnen redden?’ Maar Amasja viel hem in de rede. ‘Hebben wij u soms als raadgever van de koning aangesteld? Zwijg, of wilt u soms gedood worden?’ De profeet vroeg niet verder, maar zei:
‘Nu u dit zegt en mijn raad in de wind slaat, weet ik dat God besloten heeft u te gronde te richten.’
Na overleg met zijn raadsheren stuurde Amasja, de koning van Juda, gezanten naar de koning van Israël, Joas, de zoon van Joachaz, de zoon van Jehu, met de boodschap:
‘Laten wij zien wie van ons de sterkste is.’ Koning Joas van Israël liet koning Amasja van Juda het volgende antwoord overbrengen:
‘Eens, in de Libanon, verzocht de doornstruik de ceder:
“Geef uw dochter aan mijn zoon ten huwelijk.” Maar toen kwam er een wild dier voorbij, dat de doornstruik vertrapte. U zegt bij uzelf:
Kijk, ik heb Edom verslagen, en in uw overmoed hunkert u naar nog meer roem. Maar ik zeg u:
Blijf waar u bent. Waarom zou u uzelf in het ongeluk storten en Juda meesleuren in uw val?’ Maar Amasja luisterde niet, want God had beschikt dat Juda in handen van de vijand zou vallen omdat het zijn heil had gezocht bij de goden van Edom.