Rechabeam zetelde in Jeruzalem. Van verschillende steden in Juda en Benjamin maakte hij vestingsteden:
Betlehem, Etam, Tekoa, Bet-Sur, Socho, Adullam, Gat, Maresa, Zif, Adoraïm, Lachis, Azeka, Sora, Ajjalon en Hebron. Hij maakte er sterke vestingen van door er overal een bevelhebber aan te stellen, voorraden voedsel, olie en wijn op te slaan en ze alle te bewapenen met grote schilden en lansen. Hij maakte de vestingsteden zo sterk dat Juda en Benjamin voor hem behouden bleven.
De priesters en de Levieten uit heel het grondgebied van Israël voegden zich bij hem. Ze trokken weg van hun weidegronden en bezittingen en kwamen naar Juda en Jeruzalem, omdat Jerobeam en zijn zonen het hun onmogelijk maakten de HEER als priester te dienen. Jerobeam had namelijk zelf priesters aangesteld voor de offerplaatsen en voor de bokken, en ook voor de stierenbeelden die hij had laten maken. In het voetspoor van de Levieten kwamen ook uit de andere stammen van Israël mensen die vastbesloten waren zich naar de HEER, de God van Israël, te blijven richten, naar Jeruzalem om daar offers te brengen aan de HEER, de God van hun voorouders. Ze versterkten door hun komst het koninkrijk Juda en waren gedurende de eerste drie jaar een steun voor Rechabeam, de zoon van Salomo, doordat ze die eerste drie jaren het voorbeeld van David en Salomo volgden.