De HEER zei tegen Mozes: ‘Zeg tegen Aäron en zijn zonen dat zij op gepaste wijze moeten omgaan met de heilige gaven die de Israëlieten aan Mij afstaan, opdat ze Mijn heilige naam niet ontwijden. Ik ben de HEER. Zeg tegen hen: “Wanneer een van jullie nakomelingen in onreine toestand in de nabijheid komt van de heilige gaven die de Israëlieten aan de HEER hebben afgestaan, zal hij van omgang met Mij worden uitgesloten. Dit geldt voor alle komende generaties. Ik ben de HEER. Wanneer een van de nakomelingen van Aäron aan huidvraat of een geslachtsziekte lijdt, mag hij niet van de heilige offergaven eten tot hij weer rein is.
Lees meer ...Leviticus 22:13-23 Voorschriften en bepalingen omtrent de heilige gaven 2
Maar als die dochter weduwe wordt of verstoten wordt zonder dat ze kinderen heeft gekregen, en dus weer in het huishouden van haar vader wordt opgenomen, zoals toen ze nog een meisje was, mag ze wel van het voedsel van haar vader eten. Maar niemand van buiten de priesterfamilie mag ervan eten. Wanneer iemand anders per vergissing toch van de heilige gaven eet, moet hij dat aan de priester vergoeden, vermeerderd met een vijfde. De priesters mogen de heilige gaven die de Israëlieten aan de HEER schenken niet ontwijden en geen schuld op het volk laden door het van de heilige gaven te laten eten, want Ik, de HEER, heb het geheiligd.”’
Lees meer ...Leviticus 22:24-33 Voorschriften en bepalingen omtrent de heilige gaven 3
Een dier waarvan de zaadballen zijn afgekneld, verpletterd, afgescheurd of afgesneden mag niet aan de HEER worden aangeboden. Dergelijke praktijken zijn bij jullie verboden en ook van vreemdelingen mag je zulke dieren niet aannemen om ze als voedsel aan jullie God aan te bieden, want ze zijn verminkt. Ze hebben een gebrek en zullen daarom niet als offer aanvaard worden.”’
Lees meer ...Leviticus 23:1-14 Feestdagen 1
De HEER zei tegen Mozes: ‘Zeg tegen de Israëlieten: “Dit zijn de hoogtijdagen van de HEER, die je als heilige dagen samen moet vieren. Dit zijn Mijn hoogtijdagen: Zes dagen kun je werken, maar de zevende dag is het sabbat, een dag van volstrekte rust, die je als heilige dag samen moet vieren. Je mag die dag geen enkele bezigheid verrichten. Waar je ook woont, het moet een rustdag zijn die aan de HEER gewijd is. Dit zijn de hoogtijdagen van de HEER, die je als heilige dagen samen moet vieren, elk op de aangewezen tijd: Op de veertiende dag van de eerste maand wordt ter ere van de HEER het pesachoffer bereid, in de avondschemer.
Lees meer ...Leviticus 23:15-28 Feestdagen 2
Vanaf die dag na de sabbat, vanaf de dag dat de schoof omhooggeheven is, moeten zeven volle weken worden afgeteld, tot de dag na de zevende sabbat. Vijftig dagen moeten jullie aftellen, en dan moeten jullie de HEER een graanoffer aanbieden uit de nieuwe tarweoogst. Jullie moeten dan uit je woonplaats brood meenemen om het voor de HEER omhoog te heffen: twee broden van twee tiende efa tarwebloem, met zuurdesem gebakken, als gave voor de HEER uit de eerste opbrengst van de nieuwe oogst. Tegelijk met het brood moeten zeven eenjarige rammen zonder enig gebrek, een stier en twee volwassen rammen worden aangeboden.
Lees meer ...Leviticus 23:29-38 Feestdagen 3
Wie deze dag niet in onthouding doorbrengt, zal uit de gemeenschap gestoten worden. Wie die dag enige bezigheid verricht, zal Ik zelf uit de gemeenschap wegvagen. Je mag die dag geen enkele bezigheid verrichten; deze bepaling geldt voor jullie voor altijd, generatie na generatie, waar je ook woont. Het zal voor jullie een dag van volstrekte rust zijn, die je in onthouding moet doorbrengen. Deze dag moet in volstrekte rust worden doorgebracht, vanaf de avond van de negende dag van die maand tot aan de avond daarop.’
Lees meer ...Leviticus 23:39-44 Feestdagen 4
Neem dit in acht: Op de vijftiende dag van de zevende maand, wanneer je de oogst van het land hebt gehaald, begint het feest van de HEER, dat zeven dagen duurt. De eerste dag en de achtste dag moeten voor jullie rustdagen zijn. De eerste dag moeten jullie mooie vruchten plukken en takken afsnijden van dadelpalmen, loofbomen en beekwilgen.
Lees meer ...Leviticus 24:1-9 De lampen en het toonbrood
De HEER zei tegen Mozes: ‘Draag de Israëlieten op om je voor de verlichting zuivere olijfolie te brengen: er moet in de ontmoetingstent, buiten het voorhangsel dat de ark met de verbondstekst afschermt, altijd licht branden. Aäron moet ervoor zorgen dat de lampen de hele nacht voor de HEER blijven branden. Dit voorschrift blijft voor altijd van kracht, voor alle komende generaties.
Lees meer ...Leviticus 24:10-23 Eén wet voor vreemdelingen en Israëlieten
Met de Israëlieten was een man meegekomen die geboren was uit een Israëlitische vrouw en een Egyptische man. Toen deze man op zekere dag slaags raakte met een Israëliet en een vloek uitsprak waarin hij Gods naam lasterde, werd hij aan Mozes voorgeleid. Zijn moeder heette Selomit; ze was een dochter van Dibri en behoorde tot de stam Dan. De man werd in voorlopige hechtenis genomen tot een uitspraak van de HEER uitsluitsel zou geven over wat er moest gebeuren. En de HEER zei tegen Mozes: ‘Breng degene die gevloekt heeft buiten het kamp.
Lees meer ...Leviticus 25:1-15 Sabbatsjaar en jubeljaar 1
De HEER zei tegen Mozes, op de Sinai: ‘Zeg tegen de Israëlieten: “Wanneer jullie eenmaal in het land zijn dat Ik je zal geven, moet het land rust krijgen, een sabbatsrust gewijd aan de HEER. Zes jaar achtereen mogen jullie je land inzaaien, je wijngaard snoeien en de oogst binnenhalen. Maar het zevende jaar moeten jullie het land laten rusten. Het is een sabbatsjaar dat aan de HEER gewijd is. Je mag dan je land niet inzaaien, je wijngaarden niet snoeien, het koren dat vanzelf opkomt niet als oogst binnenhalen en niet de druiven oogsten van je ongesnoeide wijnstokken. Het moet een jaar zijn van volstrekte rust voor het land. Wat er in dat jaar op het land groeit is voor jullie allen.
Lees meer ...