Page 29 of 29
1 27 28 29

Deuteronomium 14:22-29 Over plichten op gezette tijden 1

Ieder jaar moet u het tiende deel van de opbrengst van uw akkers afdragen. Van de tienden van uw koren, wijn en olie en uw eerstgeboren runderen, schapen en geiten moet u een feestmaal aanrichten ten overstaan van de HEER, uw God, op de plaats die Hij zal uitkiezen om er Zijn naam te laten wonen. Zo leert u steeds opnieuw te leven in ontzag voor de HEER, uw God. Voor het geval u niet in staat bent om uw tienden en uw offergaven die hele afstand mee te nemen –

0Shares
Lees meer ...

Deuteronomium 15:1-11 Over plichten op gezette tijden 2

Elk zevende jaar moet u algemene kwijtschelding verlenen. Dat houdt het volgende in: elke schuldeiser moet iedereen die iets van hem heeft geleend zijn schuld kwijtschelden; hij mag zijn volksgenoot, zijn broeder, niet tot afbetaling dwingen, want de kwijtschelding is afgekondigd in de naam van de HEER. Van een buitenlander mag u wel betaling vorderen, maar wat u van een volksgenoot te goed hebt moet u kwijtschelden. Overigens zal niemand van u in armoede leven, zozeer zal de HEER u zegenen in het land dat Hij u in bezit zal geven, tenminste, als u Hem gehoorzaamt en de geboden die ik u vandaag voorhoud zorgvuldig naleeft;

0Shares
Lees meer ...

Deuteronomium 15:12-23 Over plichten op gezette tijden 3

Wanneer iemand uit uw volk, een Hebreeuwse man of vrouw, zich als slaaf of slavin aan u verkoopt, moet deze u zes jaar lang dienen; in het zevende jaar moet u hem of haar de vrijheid teruggeven. Wanneer u dan de betreffende persoon in vrijheid laat vertrekken, mag u hem niet met lege handen laten gaan. U moet hem met gulle hand een deel geven van uw kudde, van uw graan en uw wijn, of van wat de HEER u ook maar heeft toebedeeld. Bedenk dat u zelf slaaf bent geweest in Egypte totdat de HEER, uw God, u bevrijdde. Daarom geef ik u vandaag dit gebod.

0Shares
Lees meer ...

Deuteronomium 16:1-12 Over de grote feesten 1

Ieder jaar in de maand abib moet u voor de HEER, uw God, het pesachoffer bereiden. Hij heeft u immers op een nacht in die maand uit Egypte weggeleid. Voor het pesachoffer ter ere van de HEER moet u geiten, schapen of runderen slachten op de plaats die Hij zal kiezen om er Zijn naam te laten wonen. Bij dat vlees mag u geen gedesemd brood eten, maar alleen ongedesemd brood, gedurende zeven dagen. Het is het tranenbrood dat u, zolang u leeft, zal herinneren aan de dag waarop u wegtrok uit Egypte, aan dat overhaaste vertrek. Zeven dagen lang mag er in het hele land bij u geen stukje zuurdesem te vinden zijn.

0Shares
Lees meer ...

Deuteronomium 17:1-13 Over rechters, koningen, priesters en profeten 2

Ook mag u Hem geen rund, schaap of geit met een of ander gebrek offeren, want ook daarvan heeft Hij een afschuw. Wanneer zich in een van de steden die de HEER, uw God, u zal geven, iemand bevindt, man of vrouw, die doet wat slecht is in de ogen van de HEER door de regels van het verbond te overtreden, door andere goden te vereren, de Zon, de Maan of de sterren, en daarvoor neer te knielen, hoewel ik dat verboden heb, en het komt u ter ore, dan moet u zorgvuldig navraag doen. Als blijkt dat het waar is, als onomstotelijk vaststaat dat deze gruwelijke dingen onder het volk van Israël hebben plaatsgevonden, dan moet u de man of vrouw die zich zo misdragen heeft de stad uit brengen en buiten de poort stenigen tot de dood erop volgt.

0Shares
Lees meer ...

Deuteronomium 17:14-20 Over rechters, koningen, priesters en profeten 3

Wanneer u in het land gekomen bent dat de HEER, uw God, u zal geven en u het in bezit hebt genomen en er woont, zegt u misschien: ‘Laten we een koning aanstellen, net zoals de volken om ons heen.’ Dat is geoorloofd: u mag uit uw midden iemand die door de HEER, uw God, zal worden uitgekozen, als koning aanstellen. Maar het mag niet iemand uit een ander land of van een ander volk zijn.

0Shares
Lees meer ...

Deuteronomium 18:1-8 Over rechters, koningen, priesters en profeten 4

De Levitische priesters, ofwel de hele stam Levi, zullen geen eigen grond bezitten zoals de andere Israëlieten. Zij mogen de offergaven eten die de HEER toekomen, maar eigen grond zoals de anderen hebben ze niet; zij mogen immers bestaan van de dienst aan de HEER, zoals Hij hun heeft beloofd. Van de gaven van het volk komt de priesters het volgende deel toe: van het offerdier –

0Shares
Lees meer ...

Deuteronomium 18:9-22 Over rechters, koningen, priesters en profeten 5

Wanneer u in het land komt dat de HEER, uw God, u geven zal, mag u de verfoeilijke praktijken van de volken daar niet navolgen. Er mag bij u geen plaats zijn voor mensen die hun zoon of dochter als offer verbranden, en evenmin voor waarzeggers, wolkenschouwers, wichelaars, tovenaars, bezweerders, en voor hen die geesten raadplegen of doden oproepen. Want de HEER verafschuwt mensen die zulke dingen doen, en om die verfoeilijke praktijken verdrijft Hij deze volken voor u. U moet volledig op de HEER, uw God, gericht zijn. Ook al luisteren de volken in het land dat u in bezit zult nemen wel naar wolkenschouwers en waarzeggers, ú heeft de HEER, uw God, dat verboden.

0Shares
Lees meer ...
Page 29 of 29
1 27 28 29