Leviticus 11:24-38 Voorschriften omtrent reine en onreine dieren 2

Wie een kadaver van een onrein dier aanraakt, is tot de avond onrein, en wie iets van zo’n kadaver meeneemt, moet zijn kleren wassen en is tot de avond onrein. Dit geldt voor alle dieren die geen volledig gespleten hoeven hebben en alle dieren die niet herkauwen; deze dieren gelden voor jullie als onrein. Wie het kadaver van zo’n dier aanraakt, wordt zelf ook onrein. Ook alle zoolgangers onder de viervoetige dieren gelden voor jullie als onrein. Wie het kadaver van zo’n dier aanraakt, is tot de avond onrein, en wie zo’n kadaver meeneemt, moet zijn kleren wassen en blijft tot de avond onrein. Zulke dieren gelden voor jullie als onrein.

0Shares
Lees meer ...

Leviticus 11:39-47 Voorschriften omtrent reine en onreine dieren 3

Als een dier dat gegeten mag worden dood gevonden wordt en iemand raakt het kadaver aan, is hij tot de avond onrein. Wie van het kadaver eet, moet zijn kleren wassen en blijft tot de avond onrein, en ook wie het kadaver meeneemt, moet zijn kleren wassen en blijft tot de avond onrein. Alle dieren die op de grond rondkruipen gelden voor jullie als oneetbaar; je mag er niet van eten.

0Shares
Lees meer ...

Leviticus 12:1-8 Voorschriften omtrent de kraamvrouw

De HEER zei tegen Mozes: ‘Zeg tegen de Israëlieten: “Wanneer een vrouw een kind baart en het is een jongen, blijft ze zeven dagen onrein; ze is dan op dezelfde manier onrein als tijdens haar menstruatie. Op de achtste dag moet het kind besneden worden. Daarna duurt het nog drieëndertig dagen voor ze rein is na haar bloeding bij de bevalling; tijdens deze periode mag ze niets aanraken dat heilig is en de HEER toebehoort, en mag ze het heiligdom niet binnengaan.

0Shares
Lees meer ...

Leviticus 13:1-11 Voorschriften omtrent vraat 1

De HEER zei tegen Mozes en Aäron: ‘Als iemand een zwelling, uitslag of een lichte plek op zijn huid heeft die aan huidvraat doet denken, moet hij naar de priester worden gebracht, naar Aäron of een van diens nakomelingen, die de aandoening moet bekijken. Als de priester vaststelt dat het haar op de aangetaste plek wit geworden is en de plek diep in de huid ligt, is het huidvraat en moet de priester de persoon in kwestie onrein verklaren. Als de huid een lichte, witte plek vertoont die niet diep in de huid ligt en het haar niet wit geworden is, moet de priester de betreffende persoon zeven dagen afzonderen.

0Shares
Lees meer ...

Leviticus 13:12-25 Voorschriften omtrent vraat 2

Wanneer het ernaar uitziet dat de aandoening zich over het hele lichaam heeft uitgebreid, moet de priester de betreffende persoon nader onderzoeken. Als hij vaststelt dat de aandoening het lichaam inderdaad van hoofd tot voeten heeft aangetast, moet hij hem rein verklaren. Aangezien hij helemaal wit is geworden, is hij rein. Maar zodra er rauwe plekken bij hem te zien zijn, is hij onrein. Als de priester een rauwe plek ziet, moet hij hem onrein verklaren. De rauwe plek is onrein, het is een teken van huidvraat. Maar als de rauwe plek weer wit wordt, moet hij naar de priester teruggaan.

0Shares
Lees meer ...

Leviticus 13:26-37 Voorschriften omtrent vraat 3

Als de priester vaststelt dat het haar op de lichte plek niet wit is, de plek niet diep in de huid ligt en dof is, moet hij hem zeven dagen afzonderen. Op de zevende dag onderzoekt de priester hem opnieuw. Als de plek zich in die tijd heeft uitgebreid, moet de priester hem onrein verklaren. Dan is het huidvraat. Maar als de lichte plek zich niet heeft uitgebreid en de huid niet verder heeft aangetast en dof gebleven is, is het gewoon een zwelling als gevolg van de brandwond en moet de priester hem rein verklaren. De plek is dan het litteken van de brandwond. Als iemand een aandoening onder zijn of haar hoofdhaar heeft, of een aandoening onder zijn baard, moet de priester ernaar kijken.

0Shares
Lees meer ...

Leviticus 13:38-52 Voorschriften omtrent vraat 4

Als een man of een vrouw lichte, witte vlekken op de huid heeft, moet de priester ernaar kijken. Als hij vaststelt dat de lichte witte plekken op de huid dof zijn, is het onschuldige uitslag die de huid heeft aangetast en is die man of vrouw rein. Als bij een man het haar op de kruin uitvalt, is dat gewoon kaalheid en is hij rein. Ook als zijn haar aan zijn voorhoofd uitvalt, is dat gewoon kaalheid en is hij rein. Maar als er een bleekrode plek op zijn kale kruin of voorhoofd verschijnt, zou de kale plek aangetast kunnen zijn door huidvraat en moet de priester ernaar kijken.

0Shares
Lees meer ...

Leviticus 13:53-59 Voorschriften omtrent vraat 5

Maar als de priester ziet dat de plek op de stof, het garen of het leren voorwerp zich niet heeft uitgebreid, moet hij het aangetaste voorwerp laten wassen en het opnieuw zeven dagen apart houden. Daarna moet hij het voorwerp opnieuw onderzoeken. Als blijkt dat de aangetaste plek zich weliswaar niet heeft uitgebreid, maar evenmin van kleur veranderd is, is het voorwerp toch onrein.

0Shares
Lees meer ...

Leviticus 14:1-12 Voorschriften omtrent vraat 6

De HEER zei tegen Mozes: ‘Dit zijn de voorschriften die van toepassing zijn wanneer iemand die door huidvraat getroffen is, weer rein kan worden verklaard. Zo iemand moet naar de priester worden gebracht, en de priester moet buiten het kamp onderzoeken of hij van zijn huidvraat genezen is. Als dat zo is, moet de priester opdracht geven om voor degene aan wie de reiniging moet worden voltrokken twee levende, reine vogels te halen, en cederhout, karmozijn en majoraan. De ene vogel laat hij slachten boven een met bronwater gevulde aarden schaal. De andere, levende vogel moet hij, net als het cederhout, het karmozijn en de majoraan,

0Shares
Lees meer ...

Leviticus 14:13-24 Voorschriften omtrent vraat 7

De ram moet worden geslacht op de plaats in het heiligdom waar de dieren voor het reinigingsoffer en het brandoffer geslacht worden, want net als het reinigingsoffer is het hersteloffer bestemd voor de priester; het is allerheiligst. De priester strijkt wat van het bloed van het offerdier aan de rechteroorlel van degene aan wie de reiniging wordt voltrokken. Hij strijkt ook wat bloed op de duim van zijn rechterhand en op de grote teen van zijn rechtervoet. Daarna giet de priester een klein deel van de olie in zijn linkerhandpalm, doopt zijn rechterwijsvinger in de olie en sprenkelt met zijn vinger zevenmaal wat olie in de richting van de ontmoetingstent.

0Shares
Lees meer ...