Nog duidelijker wordt het als we ons realiseren dat deze nieuwe priester, het evenbeeld van Melchisedek, geen priester geworden is op grond van de in de wet vereiste menselijke afstamming, maar door de kracht van Zijn onvergankelijk leven. Over Hem wordt immers verklaard:

‘Jij zult voor eeuwig priester zijn, zoals ook Melchisedek dat was.’ Het eerder gegeven gebod wordt ongeldig verklaard omdat het te beperkt is en niet voldoet – de wet heeft trouwens in geen enkel opzicht de volmaaktheid gebracht -, maar de hoop op iets beters treedt ervoor in de plaats, waardoor wij weer dichter tot God kunnen naderen. Bovendien is er sprake van een bekrachtiging onder ede. De Levitische priesters ontvingen het priesterschap zonder dat het door een eed bekrachtigd werd, Jezus daarentegen ontving het mét een dergelijke bekrachtiging, toen tegen Hem werd gezegd:

‘De Heer heeft gezworen, en komt op Zijn eed niet terug:

“Jij bent priester voor eeuwig.”’ Daardoor staat Jezus garant voor een veel beter verbond. Zij volgden elkaar generaties lang op, omdat de dood hun belette priester te blijven, terwijl Hij priester zonder opvolger is, omdat Hij tot in eeuwigheid blijft. Zo kan Hij ieder die door Hem tot God komt volkomen redden, omdat Hij voor altijd leeft en zo voor hen kan pleiten. Een hogepriester als Hij hadden we ook nodig, iemand die heilig, schuldeloos en zuiver is, van de zondaars afgescheiden en ver boven de hemel verheven. Hij hoeft niet, zoals de andere hogepriesters, elke dag eerst offers op te dragen voor Zijn eigen zonden en dan voor die van het volk; dat heeft Hij immers voor eens en altijd gedaan toen Hij het offer van Zijn leven bracht. De wet stelt mensen aan als hogepriester, en mensen zijn behept met zwakheid, maar met de bekrachtiging onder ede die later werd uitgesproken dan de wet, is de Zoon aangesteld, die voor altijd de volmaaktheid heeft bereikt.

Loading

0Shares