In het tweede regeringsjaar van koning Darius, op de eerste dag van de zesde maand, richtte de HEER zich bij monde van de profeet Haggai tot Zerubbabel, zoon van Sealtiël en gouverneur van Juda, en tot Jozua, zoon van Josadak en hogepriester: ‘Dit zegt de HEER van de hemelse machten: Dit volk beweert dat de tijd nog niet gekomen is om de tempel van de HEER weer op te bouwen. Maar,’ zo sprak de HEER bij monde van de profeet Haggai, ‘is de tijd dan wel gekomen om zelf in mooi afgewerkte huizen te wonen?
Lees meer ...Haggaï 1:11-15 Over de herbouw van de tempel 2
Ik heb het land en de bergen, het koren, de wijn en de olie, al wat de aarde opbrengt, ieder mens en elk dier, en alles wat jullie moeizaam tot stand hebben gebracht, met droogte getroffen.’ Zerubbabel, zoon van Sealtiël, en Jozua, zoon van Josadak en hogepriester, en wie er van het volk nog over waren, luisterden naar de oproep die de HEER,
Lees meer ...Haggaï 2:1-12 1
op de eenentwintigste dag van de zevende maand, sprak de HEER opnieuw bij monde van de profeet Haggai. Hij droeg hem op: ‘Zeg tegen Zerubbabel, zoon van Sealtiël en gouverneur van Juda, en tegen Jozua, zoon van Josadak en hogepriester, en tegen wie er van het volk nog over zijn: “Wie van jullie heeft deze tempel nog in zijn vroegere luister gezien? En hoe ziet hij er nu uit? Jullie denken zeker dat het niets meer kan worden!” Maar houd vol, Zerubbabel – spreekt de HEER -, houd vol, Jozua, zoon van Josadak en hogepriester; jullie allen, bewoners van dit land, houd vol! – spreekt de HEER.
Lees meer ...Haggaï 2:13-23 2
Vervolgens vroeg Haggai: ‘Als iemand die onrein is doordat hij met een lijk in aanraking is geweest, zulk voedsel aanraakt, wordt het daardoor dan onrein?’ ‘Ja,’ antwoordden de priesters, ‘het wordt daardoor onrein.’ Daarop zei Haggai: ‘Zo is het ook met deze mensen – spreekt de HEER -, zo is het in Mijn ogen gesteld met heel dit volk, en zo is het ook met de vruchten van hun arbeid; alles wat zij offeren is onrein. Maar let op wat er vanaf vandaag gebeuren gaat. Hoe was het met jullie gesteld voordat er aan de herbouw van de tempel van de Heer begonnen werd? Jullie dachten twintig maten graan te scheppen,
Lees meer ...Zacharia 1:1-9 Oproep terug te keren naar de HEER 1
In de achtste maand van het tweede regeringsjaar van Darius richtte de HEER zich tot de profeet Zacharia, de zoon van Berechja, de zoon van Iddo: ‘De toorn van de HEER heeft jullie voorouders getroffen. Zeg nu tegen het volk: “Dit zegt de HEER van de hemelse machten: Keer terug naar Mij, dan zal Ik naar jullie terugkeren – zegt de HEER van de hemelse machten. Wees niet als jullie voorouders. Toen de vroegere profeten hen in Mijn naam opriepen om terug te keren van hun dwaalwegen en te breken met hun kwalijke praktijken,
Lees meer ...Zacharia 1:10-17 Oproep terug te keren naar de HEER 2
De man die tussen de mirtestruiken stond zei: ‘Dit zijn de ruiters die de HEER heeft gestuurd om de aarde te doorkruisen.’ De ruiters zeiden tegen de engel van de HEER, die tussen de mirtestruiken stond: ‘Wij hebben de hele aarde doorkruist. Overal is het vredig en stil.’ Toen riep de engel van de HEER uit: ‘HEER van de hemelse machten, hoe lang zal het nog duren voor U erbarmen toont met Jeruzalem en de steden van Juda, waarop U nu al zeventig jaar verbolgen bent?’
Lees meer ...Zacharia 2:1-17
Weer sloeg ik mijn ogen op, en daar zag ik vier horens. ‘Wat betekent dat?’ vroeg ik de engel die met mij sprak, en hij antwoordde: ‘Dat zijn de horens die het volk van Juda, Israël en Jeruzalem uiteen hebben gedreven.’ Toen liet de HEER mij vier smeden zien. ‘Wat komen die doen?’ vroeg ik, en Hij antwoordde: ‘Met die horens hebben vreemde volken Juda uiteengedreven en zijn verzet gebroken, en nu zijn de smeden gekomen om die volken op te schrikken en de horens neer te slaan die ze hadden geheven om Juda mee uiteen te drijven.’ Weer sloeg ik mijn ogen op, en daar zag ik een man met een meetlint in zijn hand. ‘Waar gaat u heen?’ vroeg ik, en hij antwoordde: ‘Ik ga opmeten hoe groot Jeruzalem moet worden.’
Lees meer ...Zacharia 3:1-10
Vervolgens liet Hij me de hogepriester Jozua zien. Deze stond voor de engel van de HEER, met aan Zijn rechterhand Satan, die tegen hem pleitte. De engel van de HEER zei tegen Satan: ‘De HEER zal je het zwijgen opleggen. De HEER, die Jeruzalem heeft uitverkozen, zal jou het zwijgen opleggen. Is deze Jozua niet een stuk zwartgeblakerd hout dat uit het vuur is weggerukt?’ Nu was Jozua in vuile kleren voor de engel verschenen. Deze zei tegen degenen die voor hem stonden:
Lees meer ...Zacharia 4:1-14
De engel die met mij sprak kwam terug en wekte mij zoals je iemand wekt uit een diepe slaap. ‘Wat zie je?’ vroeg hij, en ik antwoordde: ‘Ik zie een lampenstandaard die helemaal van goud is, met een schaal erop, en op die schaal zijn zeven lampen bevestigd, zeven lampen met elk zeven tuitjes. Daarnaast staan twee olijfbomen, één rechts en één links van de schaal. Wat betekent dat, mijn heer?’ ‘Weet je niet wat dat betekent?’ vroeg de engel die met mij sprak, en ik antwoordde: ‘Nee, heer.’ Toen zei hij: ‘Luister, dit zegt de HEER over Zerubbabel:
Lees meer ...Zacharia 5:1-11
Opnieuw sloeg ik mijn ogen op, en daar zag ik een vliegende boekrol. ‘Wat zie je?’ vroeg hij me, en ik antwoordde: ‘Ik zie een vliegende boekrol van twintig el lang en tien el breed.’ Toen zei hij: ‘Dat is de vloek die rondwaart over het hele land. Aan de ene kant staat geschreven dat ieder die steelt zal worden gestraft, aan de andere kant dat ook ieder die meineed pleegt zijn straf niet zal ontlopen. Ik heb die vloek uitgevaardigd – spreekt de HEER van de hemelse machten.
Lees meer ...