Page 118 of 323
1 116 117 118 119 120 323

Hosea 10:1-8 1

Israël was een weelderige wijnstok, die volop vruchten voortbracht. Maar hoe meer vrucht de wijnstok droeg, hoe meer er op de altaren kwam; en hoe rijker het land, hoe rijker versierd de gewijde stenen. Zo bedrieglijk is dat volk! Nu zal het ervoor boeten: de HEER breekt hun altaren af, hun gewijde stenen verbrijzelt Hij. Dan zullen ze zeggen: ‘Wij missen een koning!’ Maar wat zou een koning nog voor ons kunnen doen:

0Shares
Lees meer ...

Hosea 10:9-15 2

Al in Gibea gaf jij je over aan zonden, Israël, en sindsdien heb je daarin volhard. Zou je dan nu in Gibea worden ontzien, gespaard waar misdadigers worden gestraft? Ik heb besloten hen te straffen: vreemde volken zullen tegen hen samenspannen om hen vast te binden en hun bronnen leeg te drinken. Efraïm was een afgerichte jonge koe, die gewillig dorste. Toen Ik haar fraaie hals zag, dacht Ik:

0Shares
Lees meer ...

Hosea 11:1-11

Toen Israël nog een kind was, had Ik het lief; uit Egypte heb Ik Mijn zoon weggeroepen. Hoe harder ze geroepen werden, hoe meer ze hun eigen weg gingen. Ze brachten offers aan de Baäls en brandden wierook voor godenbeelden – terwijl Ik het toch was die Efraïm leerde lopen en hem op Mijn arm nam. Maar zij beseften niet dat Ik hen verzorgde. Zacht leidde Ik hen bij de teugels, aan koorden van liefde trok Ik hen mee; Ik verloste hen van het juk om hen te laten eten, Ik hield hun het voer zelfs nog voor.

0Shares
Lees meer ...

Hosea 12:1-15 Israël en zijn voorvader Jakob

Efraïm heeft Mij omsingeld met leugens, het volk van Israël heeft Mij ingesloten met bedrog. Maar Juda heeft nog een band met God en blijft de Heilige nog trouw. Efraïm bouwt op lucht; het zoekt zelfs de verzengende oostenwind op. Elke dag weer stapelt het leugen op leugen en pleegt het nieuwe gewelddaden. Met Assyrië sluiten ze een verbond, Egypte bieden ze olijfolie aan. De HEER voert een geding tegen Juda; Hij zal Jakob om zijn wangedrag bestraffen, zijn misdaden zal Hij hem vergelden. Al in de moederschoot heeft hij zijn broer beetgenomen, en in de kracht van zijn leven worstelde hij met God.

0Shares
Lees meer ...

Hosea 13:1-15 Israëls einde

Als de stam Efraïm zich liet horen, beefde iedereen; hij had groot gezag in Israël. Toen maakte hij zich schuldig aan de verering van Baäl, en daarmee tekende hij zijn doodvonnis. Toch bleven ze zondigen: ze maakten een godenbeeld. En met hun zilver maakten ze nog meer beelden, naar eigen smaak, niet meer dan het werk van ambachtslieden. Men zegt van hen: Mensen die offeren, kussen kalveren! Daarom zullen ze worden als een ochtendnevel, als dauw die ’s morgens vroeg verdwijnt, als kaf dat wordt weggeblazen van de dorsvloer of als rook uit een trekgat. Maar Ik, de HEER, ben je God al sinds Egypte, en met andere goden mag je je niet inlaten; buiten Mij is er niemand die je redt.

0Shares
Lees meer ...

Hosea 14:1-10

Samaria is schuldig, omdat het in opstand is gekomen tegen zijn God. De mannen zullen omkomen in de strijd. Israëls tweede bloei. Keer terug, Israël, naar de HEER, je God! Door je eigen wandaden ben je ten val gekomen. Kom met woorden van berouw en keer terug naar de HEER. Zeg tegen Hem: ‘Vergeef ons al onze misdaden. Neem wat goed is van ons aan. Als offer brengen wij U oprechte woorden. Onze redding verwachten we niet langer van Assyrië, op paarden en strijdwagens zullen wij niet meer vertrouwen,

0Shares
Lees meer ...

Joël 1:1-13 1

Dit zijn de woorden die de HEER richtte tot Joël, de zoon van Petuël. Het verwoeste land. Hoor Mij aan, oudsten, leen Mij allen het oor, inwoners van het land! Is iets als dit ooit geschied in jullie dagen of in de dagen van jullie voorouders? Vertel het aan je kinderen, en laten je kinderen het aan hun kinderen vertellen en hun kinderen aan het volgende geslacht. Wat de ene sprinkhaan overliet, heeft de tweede afgeknaagd, wat de tweede nog overliet, heeft de derde afgemaaid en wat na de derde overbleef, heeft de vierde kaalgevreten.

0Shares
Lees meer ...

Joël 1:14-20 2

Kondig een vastentijd af en roep op tot een plechtige samenkomst, verzamel de oudsten en alle inwoners van het land in de tempel van de HEER, jullie God, en roep luid tot de HEER! O angstwekkende dag! Nabij is de dag van de HEER, de dag van ondergang die komt van de Ontzagwekkende!

0Shares
Lees meer ...

Joël 2:1-14 Naderend onheil 1

Blaas de ramshoorn op de Sion, blaas alarm op Mijn heilige berg; laat alle inwoners van het land beven van ontzetting: de dag van de HEER komt! Hij is nabij! Het is een dag van duisternis en donkerheid, een dag van dreigende, donkere wolken. Als het morgenlicht over de bergen, zo nadert een groot en machtig volk, zoals er nooit tevoren is geweest of ooit nog zal zijn tot in het verste nageslacht. Hun voorhoede is een verterend vuur, hun achterhoede een verzengende vlam; als de tuin van Eden ligt het land voor hen, achter hen blijft een kale woestijn. Niets en niemand kan ontkomen. Het is alsof het paarden zijn, als strijdrossen draven ze voort;

0Shares
Lees meer ...

Joël 2:15-27 Naderend onheil 2

Blaas de ramshoorn op de Sion, kondig een vastentijd af en roep op tot een plechtige samenkomst. Breng het volk bijeen, laat heel Israël zich reinigen. Breng de oude mensen tezamen, verzamel de kinderen, ook de kleintjes aan de borst. Laat de bruidegom opstaan van het bruidsbed, laat zijn bruid het slaapvertrek verlaten. Priesters, dienaren van de HEER, hef een smeekbede aan in de tempel, tussen altaar en voorhal: ‘Ach HEER, spaar Uw volk, Uw eigendom, geef het niet prijs aan spot en hoon van andere volken. Waarom zouden zij mogen schimpen: “En waar is nu hun God?”’ Belofte van herstel en zegen. Dan zal de HEER het opnemen voor Zijn land en zich ontfermen over Zijn volk.

0Shares
Lees meer ...
Page 118 of 323
1 116 117 118 119 120 323