Het zij de koning bekend dat de Judeeërs die bij u zijn weggegaan bij ons in Jeruzalem zijn aangekomen, en dat zij deze opstandige en slechte stad aan het herbouwen zijn:
ze herstellen de muren en repareren de fundamenten. Het zij de koning bekend dat wanneer deze stad zal zijn herbouwd en de muren zullen zijn hersteld, er niet langer belasting, cijns of tol zal worden afgedragen, wat de belangen van het koninkrijk zeker zal schaden. Welnu, omdat wij ons gebonden weten aan het paleis, en omdat het ons niet past lijdzaam toe te zien hoe de macht van de koning wordt uitgehold, stellen wij u hiervan op de hoogte, zodat onderzoek kan worden gedaan in de boeken met de gedenkwaardige gebeurtenissen van uw voorgangers. Als u daarin leest, zult u ontdekken dat deze stad een opstandige en vanouds oproerige stad is, waar de belangen van koningen en provincies worden geschaad. Daarom ook werd deze stad verwoest. Wij wijzen de koning erop dat wanneer deze stad zal zijn herbouwd en de muren zullen zijn hersteld, u de macht over de provincie Trans-Eufraat kwijt zult raken.’