Dit zijn de wetten en regels waaraan u zich moet houden zolang u leeft in het land dat de HEER, de God van uw voorouders, u in bezit geeft.
De volken die u zult verdrijven, vereren hun goden op heuveltoppen en hoge bergen en onder bladerrijke bomen. U moet hun gewijde plaatsen met de grond gelijk maken, hun altaren slopen en hun gewijde stenen verbrijzelen; hun Asjerapalen moet u verbranden en hun godenbeelden in stukken hakken. Er mag niets overblijven dat aan die goden herinnert. Het is u verboden om de HEER, uw God, op allerlei plaatsen te vereren. U mag u daarvoor alleen naar de plaats begeven die Hij in een van uw stamgebieden zal kiezen om er Zijn naam te laten wonen. Ga dus naar de plaats waar Hij woont en neem de dieren mee die u voor de brandoffers en vredeoffers hebt bestemd, en ook uw tienden en andere heffingen, de offers die u brengt ter nakoming van een gelofte en uw vrijwillige gaven, en uw eerstgeboren runderen, schapen en geiten. Richt daar ten overstaan van de HEER, uw God, een feestmaal aan en geniet met uw familie van de zegeningen waarmee Hij uw inspanningen heeft beloond.
Wij zijn hier nu gewend dat iedereen offert naar het hem goeddunkt, maar dat mag niet zo blijven. Weliswaar bent u nu nog niet binnen de veilige grenzen van het gebied dat de HEER, uw God, u zal geven, maar straks steekt u de Jordaan over om u in het land dat de HEER u in eigendom geeft, te vestigen. Als Hij u eenmaal vrede heeft gegeven door u te verlossen van de vijanden die u omringen, en u leeft er ongestoord, dan mag u zich alleen maar naar de ene plaats begeven die de HEER, uw God, zal uitkiezen om er Zijn naam te laten wonen. Ga daar met alles wat u moet afdragen heen:
de dieren voor uw brandoffers en vredeoffers, uw tienden en andere heffingen, en de bijzondere offers die u ter nakoming van een gelofte aan de HEER brengt. En vier dan feest ten overstaan van de HEER, samen met uw zonen en dochters, uw slaven, uw slavinnen, en de Levieten bij u in de stad, die immers geen grondgebied hebben zoals u.