Dit zijn de namen van de zonen van Levi:
Gerson, Kehat en Merari. De zonen van Gerson heetten Libni en Simi. De zonen van Kehat:
Amram, Jishar, Chebron en Uzziël. De zonen van Merari:
Machli en Musi. Naar hen werden de verschillende geslachten genoemd. Dit waren de geslachten van de Levieten, die elk weer onderverdeeld waren in families.
Van Gerson stamden de Libnieten en de Simieten af; dit waren de geslachten van de Gersonieten. Het aantal mannelijke personen van één maand en ouder dat werd ingeschreven, bedroeg 7500. De Gersonieten sloegen hun kamp op achter de tabernakel, aan de westkant. Hun leider was Eljasaf, de zoon van Laël. De Gersonieten hadden wat de ontmoetingstent betreft de zorg voor de tabernakel, de tent daaroverheen en de dekkleden, het gordijn voor de ingang van de ontmoetingstent, de doeken waarmee de ruimte rond de tabernakel en het altaar afgeschermd was, het gordijn voor de ingang van de afgeschermde ruimte, en de touwen. Alles wat hiermee te maken had, was hun werk.
Van Kehat stamden de Amramieten, Jisharieten, Chebronieten en Uzziëlieten af; dat waren de geslachten van de Kehatieten. Het aantal mannelijke personen van één maand en ouder bedroeg 8600. Zij hadden de zorg voor de heilige ruimte. De Kehatieten sloegen hun kamp op aan een van de lange zijden van de tabernakel, en wel aan de zuidkant. Hun leider was Elisafan, de zoon van Uzziël. Zij hadden de zorg voor de ark, de tafel, de lampenstandaard, de altaren, de heilige voorwerpen die bij de dienst gebruikt werden en het voorhangsel. Alles wat hiermee te maken had, was hun werk. Aan het hoofd van de leiders van de Levieten stond Eleazar, de zoon van de priester Aäron. Hij hield toezicht op degenen die de zorg voor de heilige ruimte hadden.