Een dier waarvan de zaadballen zijn afgekneld, verpletterd, afgescheurd of afgesneden mag niet aan de HEER worden aangeboden. Dergelijke praktijken zijn bij jullie verboden en ook van vreemdelingen mag je zulke dieren niet aannemen om ze als voedsel aan jullie God aan te bieden, want ze zijn verminkt. Ze hebben een gebrek en zullen daarom niet als offer aanvaard worden.”’
De HEER zei tegen Mozes:
‘Het jong van een rund, een schaap of een geit moet na zijn geboorte minstens zeven dagen bij zijn moeder blijven. Pas als het acht dagen of ouder is zal het als offergave voor de HEER worden aanvaard. Een rund, schaap of geit mag niet worden geslacht op dezelfde dag als een eigen jong. Wanneer jullie een dankoffer voor de HEER slachten, moeten jullie, wil het offer worden aanvaard, het vlees op diezelfde dag eten, het mag niet tot de volgende dag bewaard worden. Ik ben de HEER.
Houd je aan Mijn voorschriften en leef ze na. Ik ben de HEER. Doen jullie dat niet, dan ontwijden jullie Mijn heilige naam en moet Ik Mijn heiligheid tegenover jullie bewijzen. Ik ben de HEER, Ik heilig jullie. Ik ben het die jullie uit Egypte heeft weggeleid om jullie God te zijn. Ik ben de HEER.’