Maar als die dochter weduwe wordt of verstoten wordt zonder dat ze kinderen heeft gekregen, en dus weer in het huishouden van haar vader wordt opgenomen, zoals toen ze nog een meisje was, mag ze wel van het voedsel van haar vader eten. Maar niemand van buiten de priesterfamilie mag ervan eten. Wanneer iemand anders per vergissing toch van de heilige gaven eet, moet hij dat aan de priester vergoeden, vermeerderd met een vijfde. De priesters mogen de heilige gaven die de Israëlieten aan de HEER schenken niet ontwijden en geen schuld op het volk laden door het van de heilige gaven te laten eten, want Ik, de HEER, heb het geheiligd.”’
De HEER zei tegen Mozes:
‘Zeg tegen Aäron en zijn zonen en tegen alle Israëlieten:
“Wanneer een geboren Israëliet of een vreemdeling een offer aanbiedt, hetzij ter nakoming van een gelofte hetzij als vrijwillige gave, en het dier wordt als brandoffer aan de HEER aangeboden, dan moet hij, wil het offer aanvaard worden, daarvoor een mannelijk dier nemen zonder enig gebrek, en wel een rund, een schaap of een geit. Dieren met een gebrek mogen niet als offer worden aangeboden; ze zullen niet worden aanvaard. Wanneer iemand een dier als vredeoffer voor de HEER wil slachten, ter nakoming van een gelofte of als vrijwillige gave, moet het een rund, een schaap of een geit zijn zonder enig gebrek, anders zal het niet worden aanvaard. Dieren die blind zijn, vergroeide poten hebben of anderszins verminkt zijn, of etterende wonden, zweren of huiduitslag hebben, mogen niet aan de HEER worden aangeboden. Zulke dieren mogen niet als offergave op het altaar aan de HEER worden opdragen. Dieren met te lange of te korte poten mogen wel worden geofferd als vrijwillige gave, maar als gelofteoffer zullen ze niet worden aanvaard.