Op een heilige plaats moet hij zijn lichaam met water wassen en zijn gewone kleren weer aantrekken. Dan gaat hij naar buiten en brengt zijn eigen brandoffer en het brandoffer van het volk, om voor zichzelf en voor het volk verzoening te bewerken. Het vet van de reinigingsoffers moet hij op het altaar verbranden. De man die de bok naar Azazel heeft gestuurd, moet zijn kleren en zijn lichaam met water wassen voordat hij het kamp weer in mag. De stier en de bok voor het reinigingsoffer, waarvan het bloed het heiligdom is binnengebracht voor de verzoeningsrite, worden buiten het kamp gebracht, waar de huid en het vlees en de ingewanden moeten worden verbrand. Degene die ze verbrand heeft, moet zijn kleren en zijn lichaam met water wassen voordat hij het kamp weer in mag.
De volgende bepaling blijft voor jullie voor altijd van kracht:
De tiende dag van de zevende maand moeten jullie in onthouding doorbrengen en je mag dan geen enkele bezigheid verrichten, geboren Israëlieten evenmin als de vreemdelingen die bij jullie wonen. Want op die dag wordt voor jullie de verzoeningsrite voltrokken opdat jullie van al je zonden gereinigd worden en de HEER weer rein tegemoet kunnen treden. Die dag moet in volstrekte rust en onthouding worden doorgebracht; deze bepaling blijft voor altijd van kracht. De priester die gezalfd is en tot opvolger van zijn vader is aangesteld, zal dan de verzoeningsrite voltrekken. Gehuld in zijn heilige linnen kleding moet hij de verzoeningsrite voltrekken aan de heilige ruimte in het heiligdom, en ook aan het voorste deel van de ontmoetingstent en aan het altaar. Zo bewerkt hij verzoening voor de priesters en de hele gemeenschap. Deze bepaling blijft voor jullie voor altijd van kracht:
eenmaal per jaar moet voor de Israëlieten verzoening bewerkt worden voor al hun zonden.’
Mozes deed wat de HEER hem had opgedragen.