Maar als de priester ziet dat de plek op de stof, het garen of het leren voorwerp zich niet heeft uitgebreid, moet hij het aangetaste voorwerp laten wassen en het opnieuw zeven dagen apart houden. Daarna moet hij het voorwerp opnieuw onderzoeken. Als blijkt dat de aangetaste plek zich weliswaar niet heeft uitgebreid, maar evenmin van kleur veranderd is, is het voorwerp toch onrein. Het moet worden verbrand, want het materiaal is volledig bedorven. Maar als de priester ziet dat de plek na het wassen dof geworden is, moet hij de plek uit de stof, het leer of het garen scheuren. Als er daarna toch weer plekken op de stof, het garen of het leren voorwerp verschijnen, gaat het om een voortwoekerende aandoening en moet het aangetaste voorwerp worden verbrand. Als de stof, het garen of het leren voorwerp na het wassen geen aangetaste plek meer vertoont, moet het nogmaals worden gewassen en dan is het rein.’
Dit zijn de voorschriften die bepalen wanneer door vraat aangetaste wollen of linnen stoffen, ketting- of inslaggarens en leren voorwerpen rein of onrein moeten worden verklaard.