Van blauwpurperen, roodpurperen en karmozijnrode wol maakte men ook de ambtsgewaden voor de dienst in het heiligdom. Men maakte de heilige kleding voor Aäron zoals de HEER het aan Mozes had opgedragen.
De priesterschort maakte men van gouddraad, blauwpurperen, roodpurperen en karmozijnrode wol en getwijnd linnen garen. Uit geplet goud werden draden gesneden, die met de blauwpurperen, roodpurperen en karmozijnrode wol en het linnen garen verweven werden. De beide delen van de schort werden met elkaar verbonden door middel van schouderstukken. De band vormde er één geheel mee en was op dezelfde wijze gemaakt:
van gouddraad, blauwpurperen, roodpurperen en karmozijnrode wol en getwijnd linnen garen, zoals de HEER het Mozes had opgedragen. Men graveerde de namen van Israëls zonen in de onyxstenen, zoals men zegelstenen snijdt, men vatte de stenen in gouden kassen en zette ze op de schouderstukken van de priesterschort, om de HEER aan de Israëlieten te herinneren; zo had de HEER het Mozes opgedragen.
De borsttas weefde men even vakkundig als de priesterschort, van gouddraad, blauwpurperen, roodpurperen en karmozijnrode wol en getwijnd linnen garen. Dubbelgeslagen was het weefsel vierkant, een span lang en een span breed. Er werden vier rijen stenen op gezet:
de eerste rij werd gevormd door een robijn, een topaas en een smaragd; de tweede rij door een granaat, een saffier en een aquamarijn; de derde door een barnsteen, een agaat en een amethist, en de vierde door een turkoois, een onyx en een jaspis, allemaal in gouden kassen gevat. Er waren twaalf stenen, zoals er twaalf namen zijn van Israëls zonen:
in elke steen werd de naam van een van de twaalf stammen gegraveerd, zoals men zegelstenen snijdt.