Als je geld leent aan iemand van mijn volk die armoede lijdt, gedraag je dan niet als een geldschieter en vraag geen rente van hem. Als je iemands mantel als onderpand neemt, moet je die voor zonsondergang aan hem teruggeven, want hij heeft niets anders om zich mee toe te dekken. Waarmee moet hij zijn lichaam anders beschermen als hij gaat slapen? Als hij Mij om hulp smeekt, zal Ik naar hem luisteren, want Ik ben een genadige God.
Je mag God niet lasteren en je mag de leiders van je volk niet vervloeken.
Sta de eerste opbrengst van de druivenoogst zonder uitstel aan Mij af, en geef Mij ook je eerstgeboren zoon. Hetzelfde geldt voor de eerste jongen van je runderen en van je schapen en geiten; zeven dagen mogen ze bij hun moeder blijven, op de achtste dag moet je ze aan Mij afstaan.
Leef als mensen die aan Mij gewijd zijn. Eet geen vlees van een dier dat door een roofdier is gedood; dat moet je aan de honden geven.