Hij zei tegen mij:
‘Drieëntwintighonderd avonden en ochtenden; daarna zal het heiligdom in ere worden hersteld.’
Toen ik, Daniël, het visioen zag en het probeerde te begrijpen, verscheen er iemand voor me die eruitzag als een man. En over het Ulaikanaal hoorde ik een menselijke stem roepen:
‘Gabriël, zorg dat hij het droomgezicht begrijpt.’ Hij kwam vlak bij me staan. Ik schrok en viel voorover. Hij zei:
‘Begrijp, mensenkind, dat het visoen naar de tijd van het einde verwijst.’ Terwijl hij tegen me sprak, verloor ik het bewustzijn en viel op de grond. Hij raakte me aan, hielp me overeind en zei:
‘Ik zal je vertellen wat er gebeurt als Gods toorn is uitgewoed, want het gaat over het tijdstip van het einde. De ram met de twee horens die je zag, duidt op de koningen van de Meden en de Perzen. De harige geitenbok is de koning van Griekenland. De grote horen tussen zijn ogen is de eerste koning. De horen brak af en er kwamen vier andere voor in de plaats; dat betekent dat er vier koninkrijken uit het volk zullen ontstaan, maar niet met dezelfde kracht. Aan het einde van hun heerschappij, als de tijd van de overtreders voorbij is, zal er een meedogenloze koning opstaan, bedreven in listen. Zijn kracht zal groot zijn – maar het is niet zijn eigen kracht – en hij zal een ongehoorde verwoesting aanrichten. Alles wat hij onderneemt zal hem lukken; machtigen zal hij in het verderf storten, ook het volk van de heiligen. Door zijn listigheid slaagt hij in elk bedrog. Hij zal hoogmoedig zijn en velen onverhoeds in het verderf storten. Tegen de vorst der vorsten zal hij opstaan, maar zonder dat er een mensenhand aan te pas komt zal hij gebroken worden. Het visioen waarin over de avonden en ochtenden werd gesproken, is waar. En jij, houd dit droomgezicht voor je, want het verwijst naar een verre toekomst.’
Ik, Daniël, was uitgeput en enige dagen ziek. Toen ik hersteld was, diende ik de koning weer. Maar ik was verbijsterd over het droomgezicht en ik begreep het niet.