In het tweede jaar van zijn regering kreeg Nebukadnessar een droom die hem zo verontrustte dat hij de slaap niet meer kon vatten. De koning gaf opdracht de magiërs, bezweerders, tovenaars en Chaldeeën bijeen te roepen om hem te vertellen waar zijn droom over ging. Toen ze voor de koning verschenen waren, zei hij tegen hen:

‘Ik heb een droom gehad die mij verontrust, daarom wil ik weten wat ik gedroomd heb.’ De Chaldeeën zeiden tegen de koning:

‘Majesteit, leef in eeuwigheid! Vertel uw dienaren uw droom, dan zullen wij hem verklaren.’ Toen zei de koning tegen de Chaldeeën:

‘Mijn besluit staat vast. Als u me niet vertelt wat ik heb gedroomd en wat die droom betekent, laat ik u in stukken hakken en zal ik uw huizen in puin leggen. Voldoet u aan mijn verzoek, dan zal ik u overladen met kostbare geschenken en eerbewijzen. Zeg me dus wat ik gedroomd heb en wat die droom betekent.’ Zij antwoordden nogmaals:

‘Laat de koning zijn droom aan zijn dienaren vertellen, dan zullen wij hem verklaren.’ Daarop zei de koning:

‘Ik weet heel goed dat u tijd probeert te winnen, want u merkt dat mijn besluit vaststaat. Er is maar één oordeel over u mogelijk als u niet kunt vertellen wat ik heb gedroomd. U hebt afgesproken mij iets voor te liegen in de hoop dat de situatie verandert. Vertel me dus mijn droom, dan weet ik dat u die kunt verklaren.’ De Chaldeeën antwoordden de koning:

‘Er is geen mens ter wereld die aan het verzoek van de koning kan voldoen; daarom heeft geen koning, hoe groot en machtig ook, iets dergelijks ooit van een magiër, bezweerder of Chaldeeër gevraagd. Wat de koning vraagt is te moeilijk, niemand zal het de koning kunnen vertellen, behalve de goden, maar die verkeren niet onder de stervelingen.’ Hierop verloor de koning zijn geduld en hij gaf woedend het bevel alle wijzen van Babylonië ter dood te brengen.

Toen het bevel werd uitgevaardigd om de wijzen te doden, liepen ook Daniël en zijn vrienden gevaar. Daarom wendde Daniël zich discreet en tactvol tot Arjoch, de commandant van de koninklijke lijfwacht, die de wijzen van Babylonië moest doden. Hij vroeg de gevolmachtigde van de koning:

‘Waarom heeft de koning zo’n wreed bevel uitgevaardigd?’ Daarop legde Arjoch hem de zaak uit.

Loading

0Shares