Ik, Nebukadnessar, leidde een zorgeloos bestaan in mijn huis, een weelderig leven in mijn paleis, totdat ik een droom had die mij verontrustte. De beelden die ik in mijn slaap zag en de visioenen die door mijn hoofd gingen, brachten me in verwarring. Ik gaf bevel alle wijzen van Babylonië bij me te brengen om me mijn droom uit te leggen. De magiërs, bezweerders, Chaldeeën en waarzeggers kwamen, ik vertelde hun mijn droom, maar zij konden hem niet verklaren. Ten slotte ontving ik Daniël, die de naam van mijn god Beltesassar draagt en in wie de geest van de heilige goden woont. En ik vertelde hem mijn droom:

‘Beltesassar, eerste onder de magiërs, ik weet dat de geest van de heilige goden in u woont en dat u elk mysterie kunt ontraadselen. Zeg mij wat de visioenen betekenen die ik in mijn droom gezien heb. Dit zijn de beelden die tijdens mijn slaap door mijn hoofd gingen:

Ik zag een hoge boom in het midden van de aarde staan. De boom werd groter en sterker, zijn kruin reikte tot aan de hemel en zijn kroon overspande de hele aarde. Zijn bladeren waren prachtig, zijn vruchten overvloedig en hij bood voedsel aan allen. De dieren van het veld zochten zijn schaduw op, de vogels van de hemel nestelden in zijn takken, alles wat leeft werd door hem gevoed. In de beelden die ik in mijn slaap voor me zag, daalde een wachter, een heilige engel, uit de hemel neer. Hij riep met luide stem:

“Vel de boom en kap zijn takken, stroop het gebladerte af en verstrooi zijn vruchten, opdat de dieren eronder vandaan vluchten en de vogels opvliegen van zijn takken. Maar laat zijn wortelstronk in de aarde staan, in het jonge groen van het veld, aan een ketting van ijzer en brons. Laat hem vochtig worden van de dauw van de hemel, en laat hem het gras van de aarde delen met de dieren. Zijn hart zal geen mensenhart meer zijn, een dierenhart zal hij krijgen; zeven jaren zullen zo voorbijgaan. Dit vonnis is geveld door de wachters, dit oordeel is gesproken door de heilige engelen, opdat de levenden weten dat de hoogste God boven het koningschap van de mensen staat:

Hij bepaalt wie het ambt krijgt toebedeeld, zelfs de laagste onder de mensen kan daartoe verheven worden.”

Loading

0Shares