Joram was tweeëndertig jaar oud toen hij koning werd. Acht jaar regeerde hij in Jeruzalem. Hij volgde het voorbeeld van de koningen van Israël, net zoals het koningshuis van Achab dat deed, aangezien hij met een vrouw uit de familie van Achab getrouwd was. Hij deed wat slecht is in de ogen van de HEER, maar toch wilde de HEER het koningshuis van David niet vernietigen, omwille van het verbond dat Hij met David had gesloten, aan wie Hij had beloofd dat Hij het licht van zijn koningshuis voor altijd zou laten branden.
Tijdens de regering van Joram kwamen de Edomieten tegen Juda in opstand en wezen ze een eigen koning aan. Joram trok met zijn legeraanvoerders en al zijn strijdwagens tegen hen op. Toen de Edomieten hem en de aanvoerders van zijn strijdwagens omsingelden, deed hij ’s nachts een uitval en versloeg de Edomieten, maar toch maakte Edom zich van Juda los, en dat is zo gebleven tot op de dag van vandaag. Ook Libna maakte zich in die tijd los van koning Joram. Dat gebeurde omdat hij zich van de HEER, de God van zijn voorouders, had afgewend. Hij ging zelfs zo ver dat hij op de bergen in Juda offerplaatsen bouwde. Zo zette hij de inwoners van Jeruzalem tot ontrouw aan en bracht hij Juda op het slechte pad.
Op zekere dag ontving Joram een brief van de profeet Elia, waarin stond:
‘Dit zegt de HEER, de God van uw voorvader David:
In plaats van je te houden aan het voorbeeld van je vader Josafat en van koning Asa van Juda heb je het voorbeeld gevolgd van de koningen van Israël. Je hebt Juda en Jeruzalem tot ontrouw verleid zoals het koningshuis van Achab Israël verleid heeft, en bovendien heb je je broers vermoord, zonen van je eigen vader, die beter waren dan jij. Daarom zal de HEER je volk, je kinderen en vrouwen en al je have en goed zwaar treffen. En jijzelf zult ten gevolge van een ziekte aan je ingewanden aan allerlei ongemakken lijden, tot je ingewanden ten slotte naar buiten komen.’