Koning Josafat van Juda keerde behouden terug naar Jeruzalem. De ziener Jehu, de zoon van Chanani, ging de koning tegemoet en zei tegen hem:
‘U vond het nodig degenen die de HEER afwijzen te helpen en degenen die Hem haten lief te hebben. Daarom hebt u de toorn van de HEER over u afgeroepen. Gelukkig hebt u ook goede dingen gedaan:
u hebt het land gezuiverd van Asjerapalen en uw hart op God gericht.’