De beddingen van de zee werden zichtbaar, de grondvesten van de wereld kwamen bloot onder de dreigende blik van de HEER, door de briesende adem uit Zijn neus.
Hij bood hulp van omhoog, greep mij vast en trok mij op uit de woeste wateren, ontrukte mij aan mijn machtige vijand, aan mijn haters, die sterker waren dan ik.
Op de dag van mijn ondergang vielen zij aan, maar de HEER was mijn steun. Hij leidde mij uit de nood en gaf mij ruimte, bevrijdde mij, omdat Hij mij liefhad.
De HEER heeft mijn onschuld vergolden, mij beloond voor mijn reine handen:
ik volgde de wegen die de HEER had gewezen, en werd mijn God niet ontrouw, Zijn voorschriften hield ik voor ogen, van Zijn wetten week ik nooit af.
Ik was Hem volkomen toegewijd en hoedde mij steeds voor het kwaad, daarom heeft de HEER mijn onschuld beloond, Hij zag mijn reinheid.
U bent trouw voor de trouwe, volmaakt voor de volmaakte, zuiver voor de zuivere, maar voor de sluwe ongrijpbaar.
U redt het vertrapte volk, maar ziet op de hoogmoedigen neer. U bent mijn lamp, HEER, U, HEER, verlicht mijn duisternis, met U storm ik af op een legerbende, met mijn God beklim ik de hoogste muur.
Gods weg is volmaakt, het woord van de HEER is zuiver, een schild is Hij voor allen die bij Hem schuilen.
Wie anders is God dan de HEER, wie anders een rots dan onze God? De God die mijn sterke vesting is baant een volmaakte weg voor mij,