Hij stuurde ook afgezanten naar Sauls zoon Isboset met de boodschap:
‘Geef me mijn vrouw Michal terug, die ik als bruid verworven heb voor de voorhuiden van honderd Filistijnen.’ Isboset liet Michal ophalen bij haar man Paltiël, de zoon van Laïs. Haar man ging met haar mee en volgde haar in tranen tot aan Bachurim. Pas toen Abner zei:
‘Vooruit, ga naar huis!’ maakte hij rechtsomkeert.
Abner onderhandelde met de oudsten van Israël:
‘Eigenlijk hebt u altijd David al als koning gewild. Grijp dan nu uw kans, want de HEER heeft David beloofd dat Hij door Zijn toedoen Zijn volk Israël zal redden uit de handen van de Filistijnen en al hun andere vijanden.’ Abner sprak ook met de Benjaminieten. Daarna ging hij naar Hebron om David mee te delen wat de Israëlieten en ook de stam Benjamin hadden besloten. Hij kwam met twintig afgevaardigden in Hebron aan, waar David voor hen een feestmaal aanrichtte. Abner zei tegen David:
‘Ik stel voor dat ik op weg ga om alle Israëlieten bijeen te brengen onder mijn heer en koning. Zij zullen een verdrag met u sluiten en u zult koning zijn over heel het gebied dat u verlangt.’ En David liet Abner ongehinderd vertrekken.
Vlak daarop kwam Joab met de mannen van David terug van een strooptocht. Ze brachten een grote buit mee. Abner was niet meer in Hebron, want David had hem ongehinderd laten gaan. Toen Joab met zijn mannen aankwam, hoorde hij dat Abner, de zoon van Ner, bij de koning was geweest en dat die hem ongehinderd had laten vertrekken. Daarop ging Joab naar de koning en vroeg:
‘Wat hebt u gedaan? Abner is naar u toe gekomen en u hebt hem zomaar laten gaan? U kent hem toch! Hij is natuurlijk gekomen om u te misleiden en zich op de hoogte te stellen van uw troepenbewegingen en uw plannen.’ Joab ging bij David weg en stuurde boden achter Abner aan, die hem bij de put van Sira lieten terugkeren; David wist hier niets van. Toen Abner in Hebron terugkwam, nam Joab hem in het poortgebouw ter zijde alsof hij hem onder vier ogen wilde spreken en stak hem in de buik. Zo stierf Abner omdat hij Joabs broer Asaël had gedood.