Wanneer het graan is gedorst en de druiven zijn geperst, moet u gedurende zeven dagen het Loofhuttenfeest vieren. Vier dan uitbundig feest, samen met uw zonen en dochters, uw slaven, uw slavinnen, en de Levieten, de vreemdelingen, de weduwen en de wezen die bij u in de stad wonen. Zeven dagen lang moet u voor de HEER, uw God, feestvieren op de plaats van Zijn keuze. Hij zal immers al uw werk zegenen en u een rijke oogst geven. Vier daarom uitbundig feest.
Driemaal per jaar moeten alle mannen dus voor de HEER, uw God, verschijnen op de plaats die Hij zal kiezen:
voor het feest van het Ongedesemde brood, het Wekenfeest en het Loofhuttenfeest. Ze mogen daar niet met lege handen komen; ieder moet geven naar de mate waarin de HEER, uw God, hem heeft gezegend.