Wanneer de HEER, uw God, u de beschikking heeft gegeven over het hele gebied dat Hij u beloofd heeft, ligt de plaats die Hij zal kiezen om er Zijn naam te laten wonen misschien te ver weg. In dat geval kunt u, als u zomaar eens vlees wilt eten, dat toch met een gerust hart doen. U mag runderen, schapen of geiten die u van de HEER hebt gekregen, slachten zoals ik u heb voorgeschreven, en het vlees eten wanneer u wilt, overal waar u woont. Net zoals u gazellen of herten vrijuit mag eten, mag dat ook met zulk vlees, en dat geldt voor iedereen, rein of onrein. Maar wees er wel op bedacht dat u zich van het bloed onthoudt, want bloed is leven; vlees met leven erin mag u niet eten. Nogmaals, onthoud u van bloed, laat het als water op de grond weglopen. Als u dit ter harte neemt, zal het u en uw nageslacht goed gaan, want dan doet u wat goed is in de ogen van de HEER. Maar alle gaven die de HEER toekomen en alles wat u Hem hebt toegezegd, moet u meenemen naar de plaats die Hij zal uitkiezen. Van de brandoffers moet u zowel het vlees als het bloed offeren op het altaar van de HEER, uw God. Bij uw vredeoffers moet alleen het bloed tegen het altaar worden gegoten, en mag het vlees gegeten worden. Ga zorgvuldig te werk in alles wat ik u vandaag heb voorgehouden. Daar zullen u en uw nageslacht tot in lengte van dagen wél bij varen, omdat u dan doet wat goed is in de ogen van de HEER, uw God.