Israël, bedenk dus dat de HEER, uw God, niets anders van u vraagt dan dat u ontzag voor Hem toont, dat u de weg volgt die Hij u wijst, dat u Hem liefhebt, Hem met hart en ziel dient en Zijn geboden en wetten, die ik u vandaag voorhoud, naleeft; dan zal het u goed gaan. De HEER, die vrij kan beschikken over de hoogste hemel en over de aarde en alles wat daarop leeft, heeft toch alleen voor úw voorouders liefde opgevat en uit alle volken juist u, hun nazaten, uitgekozen! Besnijd daarom uw hart en wees niet langer halsstarrig. Want de HEER, uw God, is de hoogste God en Heer. Hij is de grote, de machtige, de ontzagwekkende God. Hij handelt zonder aanzien des persoons en is onomkoopbaar; Hij verschaft weduwen en wezen recht, neemt vreemdelingen in bescherming en voorziet hen van voedsel en kleding. Ook u moet vreemdelingen met liefde behandelen, want u bent zelf vreemdelingen geweest in Egypte.
Toon ontzag voor de HEER, uw God, dien Hem, wees Hem toegedaan en zweer alleen bij Zijn naam. Zing Zijn lof, Hij is uw God! U hebt met eigen ogen gezien welke grootse, indrukwekkende daden Hij voor u heeft verricht:
met zeventig personen trokken uw voorouders naar Egypte, maar nu heeft Hij u zo talrijk gemaakt als de sterren aan de hemel!