Jozua heb ik toen op het hart gedrukt:
‘Jij hebt met eigen ogen gezien wat de HEER, je God, met die twee koningen heeft gedaan. Precies zo zal de HEER doen met alle vorsten die je na de oversteek zult treffen. Je hoeft niet bang voor hen te zijn, want het is de HEER, je God, zelf die voor jullie strijdt.’
En ik heb de HEER gesmeekt:
‘HEER, mijn God, U bent begonnen Uw dienaar Uw grootheid en kracht te tonen. Welke god in de hemel of op aarde kan Uw daden en Uw macht evenaren? Sta mij toch toe over te steken en dat goede land aan de overkant van de Jordaan te zien, die mooie bergen en de Libanon.’ Maar door uw schuld was de HEER tegen mij in woede ontstoken en Hij weigerde naar mij te luisteren. Hij zei:
‘Genoeg, zwijg hier verder over! Beklim de Pisga en kijk vanaf de top uit naar het westen, het noorden, het oosten en het zuiden. Kijk goed om je heen, want je zult de Jordaan niet oversteken. Draag het bevel over aan Jozua en bereid hem voor op zijn taak. Hij zal het volk voorgaan en hun het land in bezit geven dat jij zult zien liggen.’ Zo bleven wij in de vallei, ter hoogte van Bet-Peor.