Toen hebt u mij geantwoord:
‘Wij hebben gezondigd tegen de HEER. Maar nu zullen we ten strijde trekken, zoals de HEER, onze God, ons heeft opgedragen.’ En nadat ieder van u zijn wapens had aangegord, wilde u in uw overmoed naar de bergen trekken. Maar de HEER droeg mij op u te waarschuwen:
‘Trek niet ten strijde – anders zullen jullie door je vijanden verslagen worden, want Ik ben niet in jullie midden.’ Ik heb u dat gezegd, maar u wilde niet luisteren en verzette u tegen het bevel van de HEER. U had de euvele moed om toch naar de bergen op te trekken. De Amorieten, die daar wonen, kwamen op u af en achtervolgden u als een zwerm bijen. Ze brachten u in het Seïrgebergte een verpletterende nederlaag toe en joegen u na tot aan Chorma. Na terugkomst klaagde u uw nood bij de HEER, maar Hij wilde niet naar u luisteren en hield zich doof. Zo bent u lange tijd in Kades gebleven.