Opnieuw stuurde Balak gezanten, meer dan de eerste keer en met groter aanzien. Bij Bileam gekomen zeiden ze:
‘Dit zegt Balak, de zoon van Sippor:
“Laat niets u ervan weerhouden naar mij toe te komen. Ik zal u rijk belonen en ik zal alles doen wat u zegt. Kom toch en spreek een vloek over dat volk uit.”’ Bileam antwoordde Balaks dienaren:
‘Ook al gaf Balak me al het zilver en goud uit zijn paleis, dan nog zou ik niets maar dan ook niets kunnen doen dat ingaat tegen het bevel van de HEER, mijn God. Maar blijft ook u een nacht hier, dan kan ik horen wat de HEER mij ditmaal zal zeggen.’ ’s Nachts verscheen God aan Bileam en zei:
‘Als die mannen gekomen zijn om je te ontbieden, ga dan maar met hen mee. Maar je mag alleen doen wat Ik je opdraag.’
De volgende morgen maakte Bileam zich gereed, zadelde zijn ezelin en ging met de Moabitische leiders mee. Maar nauwelijks was hij op weg, rijdend op zijn ezelin en vergezeld door twee van zijn dienaren, of God ontstak in woede, en een engel van de HEER ging op de weg staan om Bileam tegen te houden. De ezelin zag de engel van de HEER op de weg staan, met een getrokken zwaard in de hand, en ze ging opzij, van de weg af het veld in. Bileam sloeg de ezelin om haar weer naar de weg te drijven. Hierop ging de engel van de HEER op een smalle weg tussen de wijngaarden staan. Aan weerszijden was een muur. Toen de ezelin de engel van de HEER zag, drukte ze zich tegen de muur, zodat Bileams voet bekneld raakte. Weer sloeg hij haar. De engel van de HEER ging opnieuw een stuk verderop staan, in een nauwe doorgang, waar geen ruimte was om naar links of rechts uit te wijken. Toen de ezelin de engel van de HEER zag ging ze liggen, met Bileam nog op haar rug. Bileam werd woedend en sloeg de ezelin met een stok. Toen liet de HEER de ezelin spreken. Ze vroeg Bileam:
‘Wat heb ik u misdaan, dat u me nu al drie keer geslagen hebt?’ ‘Je drijft de spot met me,’ zei Bileam. ‘Als ik een zwaard bij me had, dan had ik je allang gedood.’ De ezelin vroeg Bileam:
‘Ben ik niet de ezelin waarop u al uw hele leven rijdt? Heb ik mij soms ooit eerder zo gedragen?’ ‘Nee,’ antwoordde hij.