Wat de Levieten betreft, hun geef Ik alle tienden van de Israëlieten in bezit, als vergoeding voor de werkzaamheden die ze bij de ontmoetingstent verrichten. De Israëlieten mogen niet langer in de buurt van de ontmoetingstent komen, ze zouden daarmee schuld op zich laden en sterven. De werkzaamheden bij de ontmoetingstent worden verricht door de Levieten, en zij worden verantwoordelijk gesteld voor overtredingen. Dit voorschrift blijft voor altijd van kracht, voor alle komende generaties. De Levieten krijgen geen grondbezit zoals de andere Israëlieten; hun geef Ik de tienden in eigendom die de Israëlieten aan de HEER afdragen. Daarom heb Ik bepaald dat zij geen grondbezit krijgen zoals de andere Israëlieten.’
De HEER zei tegen Mozes:
‘Zeg tegen de Levieten:
“Wanneer jullie van de Israëlieten de tienden in ontvangst nemen, die Ik jullie in eigendom geef, moeten jullie van die tienden een tiende aan de HEER afdragen. Dat wordt dan beschouwd als jullie bijdrage, alsof het graan was van jullie dorsvloer en wijn en olijfolie uit jullie perskuip. Ook jullie moeten dus van alle tienden die je van de Israëlieten ontvangt, een vast deel aan de HEER afstaan en aan de priester Aäron geven. Houd van alles wat je geschonken wordt een deel apart als bijdrage voor de HEER, het beste deel, als een heilige gave.” Zeg hun ook:
“Wanneer jullie, Levieten, het beste deel afstaan, wordt dat beschouwd als de opbrengst van jullie dorsvloer en perskuip. Jullie mogen met je familieleden op elke willekeurige plaats van de tienden eten, want het is je loon, het is een vergoeding voor je werkzaamheden bij de ontmoetingstent. Als je het beste deel afdraagt, laad je geen schuld op je en ontwijd je de heilige gaven van de Israëlieten niet, maar anders zullen jullie sterven.”’