De HEER zei tegen Mozes:
‘Zonder de Levieten van de overige Israëlieten af en reinig hen. Je moet hen besprenkelen met reinigingswater, en vervolgens moeten ze hun hele lichaam scheren en hun kleren wassen. Daarna zijn ze rein. Dan moeten ze een jonge stier brengen met het bijbehorende graanoffer van tarwebloem vermengd met olijfolie. Laat zelf een tweede jonge stier brengen voor een reinigingsoffer. Draag de Levieten op om naar de ruimte voor de ontmoetingstent te gaan en roep de voltallige gemeenschap van Israël bijeen. Wanneer je de Levieten zo voor de HEER hebt gebracht, moeten de Israëlieten hun de hand opleggen en moet Aäron hen namens de Israëlieten als offergave aan de HEER aanbieden; zij zijn bestemd voor de dienst van de HEER. Laat de Levieten hun hand op de kop van de jonge stieren leggen, en draag daarna de ene stier als reinigingsoffer en de andere als brandoffer aan de HEER op om verzoening voor de Levieten te bewerken. Stel de Levieten ter beschikking van Aäron en zijn zonen en bied hen als offergave aan de HEER aan. Zo zonder je hen van de overige Israëlieten af en worden ze Mijn eigendom. Nadat je de Levieten gereinigd hebt en hen als offergave hebt aangeboden, mogen ze bij de ontmoetingstent dienst doen. Ze zijn bestemd om volledig aan Mij te worden afgestaan. Ik heb hen voor Mijzelf uitgekozen in de plaats van alle eerstgeborenen onder de Israëlieten, allen die als eerste de moederschoot verlaten. Alle eerstgeborenen van Israël, zowel van de mensen als van de dieren, behoren Mij immers toe:
op de dag dat Ik de eerstgeborenen in Egypte doodde, heb Ik hen voor Mijzelf bestemd, en in de plaats van de eerstgeboren Israëlieten heb Ik de Levieten uitgekozen. Ik heb hen volledig ter beschikking van Aäron en zijn zonen gesteld. De Levieten moeten als vertegenwoordigers van de Israëlieten werkzaamheden bij de ontmoetingstent verrichten en verzoening voor de Israëlieten bewerken. Zo voorkomen zij dat de Israëlieten, wanneer iemand te dicht bij het heiligdom komt, door een plaag getroffen worden.’