De HEER zei tegen Mozes:
‘Maak van gedreven zilver twee trompetten om de gemeenschap bijeen te roepen en om het sein tot opbreken van het legerkamp te geven. Wordt er op beide trompetten geblazen, dan moet de hele gemeenschap zich bij je verzamelen, bij de ingang van de ontmoetingstent. Als op een ervan geblazen wordt, verzamelen de leiders van Israël, de aanvoerders van de legereenheden, zich bij je. Wordt er een luid signaal geblazen, dan breken de afdelingen op die aan de oostkant gelegerd zijn; op een tweede luid signaal breken de afdelingen op die aan de zuidkant gelegerd zijn. Telkens als het kamp moet worden opgebroken, moet er een luid signaal gegeven worden. Voor het bijeenroepen van de gemeenschap gebeurt dat niet: dan wordt er geen luid signaal geblazen, maar een gewone trompetstoot gegeven. Het blazen op de trompetten is de taak van Aärons nakomelingen, de priesters. Deze bepaling blijft voor altijd van kracht, voor alle komende generaties. Als jullie in je eigen land door vijanden worden belaagd en ten strijde trekken, blaas dan een alarmsignaal om de HEER, jullie God, aan jullie te herinneren; dan zul je van je vijanden worden verlost. Ook als jullie feestvieren, op de vaste feesten en bij nieuwemaan, en brandoffers en vredeoffers brengen, moet er op de trompetten geblazen worden om jullie in herinnering te brengen bij jullie God. Ik ben de HEER, jullie God.’