Dit waren de nakomelingen van Aäron en Mozes in de tijd dat de HEER op de Sinai met Mozes sprak. Dit zijn de namen van Aärons zonen:
Nadab – de oudste -, Abihu, Eleazar en Itamar. Dit waren de namen van Aärons zonen; zij waren tot priester gezalfd, zij waren aangesteld om het priesterambt te bekleden. Nadab en Abihu waren bij het heiligdom gestorven toen ze de HEER in de Sinaiwoestijn vuur hadden aangeboden dat niet voldeed aan de voorschriften. Ze hadden geen zonen, zodat alleen Eleazar en Itamar overbleven om tijdens het leven van hun vader Aäron het priesterambt te bekleden.
De HEER zei tegen Mozes:
‘Laat de stam Levi komen om zich in dienst te stellen van Aäron:
zij moeten hem, de priester, behulpzaam zijn. Ze moeten zijn taken en die van de hele gemeenschap op zich nemen door in de ruimte voor de ontmoetingstent dienst te doen en werkzaamheden bij de tabernakel te verrichten. Zij dragen zorg voor alle voorwerpen die bij de ontmoetingstent horen en verrichten namens de Israëlieten werkzaamheden bij de tabernakel. Stel de Levieten volledig ter beschikking van Aäron en zijn zonen, zij moeten hem namens alle Israëlieten ten dienste staan. Aäron en zijn zonen zelf moet je opdragen het priesterschap uit te oefenen. Iedere onbevoegde die te dicht bij het heiligdom komt zal gedood worden.’
De HEER zei tegen Mozes:
‘Ik maak de Levieten tot Mijn eigendom. Zij zullen Mij toebehoren in plaats van alle eerstgeboren Israëlieten, allen die als eerste de moederschoot verlaten. Elke eerstgeborene komt Mij immers toe:
op de dag dat Ik de eerstgeborenen in Egypte doodde, heb Ik alle eerstgeborenen van Israël, zowel van de mensen als van de dieren, voor Mijzelf bestemd. Mij behoren ze toe. Ik ben de HEER.’
Ook zei de HEER in de Sinaiwoestijn tegen Mozes:
‘Schrijf de Levieten in, geordend naar familie en geslacht. Alle mannelijke personen van één maand en ouder moeten worden ingeschreven.’ Hierop schreef Mozes hen in, zoals de HEER hem geboden had.