Ik zal van het land een woestenij maken, tot ontsteltenis van je vijanden, die het zullen bezetten. En jullie zal Ik onder vreemde volken verstrooien; je zult moeten vluchten voor het getrokken zwaard. Je land zal een woestenij zijn en je steden zullen in puin liggen. Zo, doordat het land braak ligt terwijl jullie naar het land van je vijanden verdreven zijn, wordt het schadeloos gesteld voor de rust die het heeft moeten ontberen. Dan zal het rusten ter vergoeding van de sabbatsjaren. Zolang het land braak ligt, heeft het de rust die jullie het, toen je er woonde, tijdens de sabbatsjaren niet hebben gegund. En wie van jullie nog in leven zijn, zal Ik in het land van hun vijanden zo schrikachtig maken dat ze al op de vlucht slaan wanneer ze een blaadje horen ritselen. Ze zullen vluchten alsof ze door het zwaard worden achtervolgd, en neervallen hoewel niemand hen opjaagt. Ze zullen over elkaar struikelen alsof ze zich voor het zwaard uit de voeten maken, terwijl er niemand is die hen opjaagt. Jullie zullen je tegenover je vijanden niet staande kunnen houden en te midden van vreemde volken ten onder gaan. Het land van je vijanden zal jullie verslinden. Wie van jullie dan nog in leven zijn, zullen vanwege hun eigen zonden en die van hun voorouders wegrotten in het land van hun vijanden.