De HEER zei tegen Mozes:
‘Zeg tegen de gemeenschap van Israël:
“Wees heilig, want Ik, de HEER, jullie God, ben heilig.
Toon ontzag voor je moeder en je vader, en neem steeds mijn sabbat in acht. Ik ben de HEER, jullie God.
Laat je niet in met afgoden en maak geen godenbeelden. Ik ben de HEER, jullie God.
Wanneer je de HEER een vredeoffer aanbiedt, moet je, wil het offer aanvaard worden, het vlees eten op de dag dat het dier wordt geslacht, of op de volgende dag. Wat er op de derde dag nog over is, moet worden verbrand. Als er op de derde dag nog van het offervlees gegeten wordt, is dat verwerpelijk en zal het offer niet worden aanvaard. Wie ervan eet moet de gevolgen van zijn zonde dragen. Hij heeft ontwijd wat de HEER toebehoort en wordt uit de gemeenschap gestoten.
Wanneer je de graanoogst binnenhaalt, oogst dan niet tot aan de rand van de akker en raap wat blijft liggen niet bijeen. En wanneer je bij de wijnoogst druiven plukt, loop dan niet alles nog eens na en raap niet bijeen wat op de grond is gevallen, maar laat het liggen voor de armen en de vreemdelingen. Ik ben de HEER, jullie God.
Steel niet, lieg niet en bedrieg je naaste niet. Leg geen valse eed af als je bij Mijn naam zweert, want daarmee ontwijd je de naam van je God. Ik ben de HEER.
Beroof niemand en pers een ander niet af. Betaal een dagloner zijn loon nog op dezelfde dag uit. Spreek geen vloek uit over een dove en plaats geen obstakel voor de voeten van een blinde. Toon ontzag voor je God. Ik ben de HEER.