Page 2 of 2
1 2

Leviticus 9:1-15 Instelling van de offerdienst 1

Op de achtste dag riep Mozes Aäron en zijn zonen bij zich, en ook de oudsten van Israël. Hij zei tegen Aäron: ‘Haal een jonge stier voor het reinigingsoffer en een jonge ram voor het brandoffer, dieren zonder enig gebrek, en breng ze naar de ontmoetingstent. Zeg tegen de Israëlieten: “Haal een bok voor het reinigingsoffer, en voor het brandoffer een eenjarige stier en een eenjarige ram zonder enig gebrek. Haal een stier en een ram om ze als vredeoffer aan de HEER aan te bieden, en ook een met olijfolie bereid graanoffer. Want vandaag verschijnt de HEER aan u.”’ Ze deden wat Mozes bevolen had en brachten de offers naar de ontmoetingstent. Daarna stelde de hele gemeenschap zich voor de HEER op.

0Shares
Lees meer ...

Leviticus 9:16-24 Instelling van de offerdienst 2

Hij liet de dieren voor het brandoffer bij zich brengen en offerde ze volgens de voorschriften. Hij liet het graanoffer bij zich brengen en verbrandde er een handvol van op het altaar. Dit offer kwam niet in mindering op het ochtendbrandoffer. Tot slot slachtte hij de stier en de ram die bedoeld waren als vredeoffer van het volk. Zijn zonen reikten hem het bloed aan, en hij goot het tegen de zijkanten van het altaar.

0Shares
Lees meer ...

Leviticus 10:1-11 Instelling van de offerdienst 3

Aärons zonen Nadab en Abihu deden gloeiende kolen in hun vuurbak en legden er reukwerk op. Maar het was verkeerd vuur dat ze de HEER wilden aanbieden, vuur dat niet voldeed aan de voorschriften van de HEER. Een felle vlam kwam uit het heiligdom en verteerde hen, zodat ze daar, in de nabijheid van de HEER, stierven. Mozes zei tegen Aäron: ‘Dit bedoelde de HEER toen Hij zei: “Door degenen die in Mijn nabijheid verkeren, toon Ik Mijn heiligheid. Het hele volk maak Ik getuige van Mijn majesteit.”’ Aäron zweeg. Mozes riep Misaël en Elsafan bij zich, de zonen van Aärons oom Uzziël.

0Shares
Lees meer ...

Leviticus 10:12-20 Instelling van de offerdienst 4

Mozes zei tegen Aäron en zijn overgebleven zonen, Eleazar en Itamar: ‘Neem wat er over is van het graanoffer dat aan de HEER is aangeboden, en eet het in de vorm van ongedesemd brood, naast het altaar, want het is allerheiligst. Jullie moeten het eten op een heilige plaats; het is voor jou en je zonen bestemd als jullie aandeel in de offergaven voor de HEER. Zo is het mij opgedragen. Maar het borststuk en de rechterachterbout mogen jij en je zonen en dochters op elke reine plaats eten; ze zijn voor jou en je zonen bestemd als jullie aandeel in de vredeoffers van de Israëlieten.

0Shares
Lees meer ...

Leviticus 11:1-23 Voorschriften omtrent reine en onreine dieren 1

De HEER zei tegen Mozes en Aäron: ‘Zeg tegen de Israëlieten: “Dit zijn de dieren die jullie mogen eten: Van alles wat op het land leeft, mogen jullie de dieren eten die gespleten hoeven hebben – dus hoeven die helemaal gedeeld zijn – en bovendien hun voedsel herkauwen. Die mag je eten. Maar dieren die alleen herkauwen of alleen gespleten hoeven hebben, mag je niet eten. Kamelen zijn herkauwers maar hebben geen gespleten hoeven en gelden daarom voor jullie als onrein. Klipdassen zijn herkauwers maar hebben geen gespleten hoeven en gelden daarom voor jullie als onrein. Hazen zijn herkauwers maar hebben geen gespleten hoeven en gelden daarom voor jullie als onrein.

0Shares
Lees meer ...
Page 2 of 2
1 2