Toen liet hij de ram voor het brandoffer bij zich brengen. Aäron en zijn zonen legden hun hand op de kop van de ram. Mozes slachtte het dier en goot het bloed tegen de zijkanten van het altaar. Hij sneed de ram in stukken en verbrandde de kop, de stukken vlees en het vet. Hij waste de ingewanden en de poten met water en verbrandde ze met de rest van de ram op het altaar. Zo was het een brandoffer, een geurige gave voor de HEER, zoals de HEER hem had opgedragen.
Hierna liet hij de tweede ram bij zich brengen, de ram voor het wijdingsoffer. Aäron en zijn zonen legden hun hand op de kop van de ram. Mozes slachtte het dier en streek wat bloed aan de rechteroorlel van Aäron, op zijn rechterduim en op de grote teen van zijn rechtervoet. Hij liet de zonen van Aäron bij zich komen en streek wat bloed aan hun rechteroorlel, op hun rechterduim en op de grote teen van hun rechtervoet. De rest van het bloed goot hij tegen de zijkanten van het altaar. Daarna nam hij de vette delen van het offerdier:
de staart, al het vet rond de ingewanden, de kleinste lob van de lever en de beide nieren met het niervet, en ook de rechterachterbout. Uit de mand met ongedesemd brood die de HEER gebracht was, pakte hij een met olijfolie bereid dik brood en een dun brood, die hij op de vette delen van het offerdier en de rechterachterbout legde. Dat alles legde hij op de handpalmen van Aäron en zijn zonen om het ten overstaan van de HEER omhoog te heffen. Daarna nam hij het offer van hun handen en verbrandde het op het altaar, boven op het brandoffer. Zo was het een wijdingsoffer, een geurige gave voor de HEER. Mozes nam het borststuk van de ram en hief het ten overstaan van de HEER omhoog. Dit deel van het wijdingsoffer was voor Mozes bestemd, zoals de HEER hem had gezegd. Mozes besprenkelde Aäron en diens kleren met wat zalfolie en bloed van het altaar. Ook de zonen van Aäron en hun kleren besprenkelde hij ermee. Zo heiligde hij Aäron en zijn zonen, evenals hun kleren.