De HEER zei tegen Mozes:
‘Op de eerste dag van de eerste maand moet je de tabernakel, de ontmoetingstent, opbouwen. Plaats de ark met de verbondstekst erin en scherm die af met het voorhangsel. Zet de tafel erin, met de bijbehorende voorwerpen ordelijk daarop geschikt, en ook de lampenstandaard, waarvan je de lampen moet aansteken. Plaats het gouden reukofferaltaar voor de ark met de verbondstekst en hang het gordijn voor de ingang van de tabernakel. Het brandofferaltaar moet je voor de ingang van de tabernakel, de ontmoetingstent, zetten, en het wasbekken, gevuld met water, tussen de tent en het altaar. Scherm de ruimte rond de tabernakel af en hang het gordijn voor de ingang. Neem dan de zalfolie en zalf de tabernakel en alles wat erin staat, om de tabernakel met alle toebehoren te wijden, zodat hij heilig is. Zalf ook het brandofferaltaar met alle bijbehorende voorwerpen om het te wijden, zodat het allerheiligst is. Zalf en wijd ook het wasbekken en het onderstel. Laat dan Aäron en zijn zonen naar de ingang van de ontmoetingstent komen en reinig hen met water. Trek Aäron de heilige kleding aan en zalf hem; zo heilig je hem om Mij als priester te dienen. Ontbied zijn zonen, trek hun de tunieken aan en zalf hen zoals je hun vader gezalfd hebt; dan kunnen ook zij Mij als priester dienen. Door deze zalving wordt hun voor altijd, voor alle komende generaties, het priesterschap verleend.’
Mozes deed alles wat de HEER hem had opgedragen. In de eerste maand van het tweede jaar, op de eerste dag van de maand, werd de tabernakel opgebouwd. Mozes liet de voetstukken voor de tabernakel plaatsen, hij liet de planken erin zetten, de dwarsbalken aanbrengen en de palen oprichten. Over de tabernakel werd de tweede tent gespannen en daaroverheen werden de buitenste tentkleden gelegd, zoals de HEER Mozes had opgedragen.