Hier volgt een berekening van de hoeveelheden materiaal die voor de tabernakel gebruikt werden, voor de tent waarin de verbondstekst bewaard werd. Deze berekening werd in opdracht van Mozes door de Levieten gemaakt, onder leiding van Itamar, de zoon van de priester Aäron. Besaleël, de zoon van Uri, de zoon van Chur, uit de stam Juda, had alles uitgevoerd zoals de HEER het aan Mozes had opgedragen. Oholiab, de zoon van Achisamach, uit de stam Dan, een bekwaam vakman, had hem ter zijde gestaan; hij kon weven en borduren met blauwpurperen, roodpurperen en karmozijnrode wol en getwijnd linnen garen. De totale hoeveelheid goud die voor de vervaardiging van het heiligdom werd gebruikt – het goud dat men had afgedragen – bedroeg negenentwintig talent en zevenhonderddertig sjekel, volgens het ijkgewicht van het heiligdom. Het zilver dat de geregistreerde Israëlieten hadden afgedragen, bedroeg honderd talent en zeventienhonderdvijfenzeventig sjekel, volgens het ijkgewicht van het heiligdom:
één beka per persoon, dat is een halve sjekel volgens het ijkgewicht, van alle geregistreerde personen van twintig jaar en ouder, zeshonderddrieduizend vijfhonderdvijftig man. Honderd talent zilver werd gebruikt voor het gieten van de voetstukken van het heiligdom en voor die van het voorhangsel:
één talent per voetstuk, dus voor honderd voetstukken honderd talent. De overige zeventienhonderdvijfenzeventig sjekel gebruikte men om de palen te voorzien van krammen en dwarsstangen en om de koppen ervan te overtrekken. De afgedragen hoeveelheid koper bedroeg zeventig talent en vierentwintighonderd sjekel. Daarvan werden de voetstukken voor de ingang van de ontmoetingstent gemaakt, het bronzen altaar met het hekwerk daaromheen en alle bijbehorende voorwerpen, alle voetstukken van de omheining en van de ingang tot de afgeschermde ruimte, en alle pinnen van zowel de tabernakel als de omheining.