Men maakte de lampenstandaard van zuiver goud. De voet, de schacht, de kelken, knoppen en bloemen waren uit één stuk gedreven. De schacht had zes zijarmen:
drie aan de ene kant en drie aan de andere kant. Deze armen werden versierd met amandelbloesem; op elk ervan werden drie kelken aangebracht met een knop en bloemblaadjes, telkens op dezelfde manier. Ook de schacht werd met amandelbloesem versierd:
vier kelken, elk met een knop en bloemblaadjes. Waar de armen uit de schacht kwamen, werden eveneens knoppen aangebracht:
één onder het eerste paar armen, één onder het tweede paar en één onder het derde paar. De hele standaard, met de zes armen en de knoppen, was uit één stuk zuiver goud gedreven. Men maakte er zeven lampen voor en snuiters en bakjes, alles van zuiver goud. Voor de lampenstandaard en de bijbehorende voorwerpen werd een talent zuiver goud gebruikt.
Men maakte het reukofferaltaar van acaciahout. Het was vierkant, één el lang en één el breed, en twee el hoog; de horens vormden er één geheel mee. De bovenkant, alle zijkanten en de horens werden met zuiver goud overtrokken en rondom werd een gouden rand aangebracht. Onder de rand bevestigde men aan twee kanten twee gouden ringen; deze waren bestemd voor de draagbomen waarmee het altaar gedragen kon worden. Men maakte de draagbomen van acaciahout en verguldde ze. Ook bereidde men de heilige zalfolie, en fijn reukwerk zoals een reukwerker dat maakt.