Besaleël maakte de ark van acaciahout, tweeëneenhalve el lang, anderhalve el breed en anderhalve el hoog. Hij overtrok hem met zuiver goud, zowel vanbinnen als vanbuiten; aan de bovenkant bracht hij rondom een gouden sierlijst aan. Hij goot vier gouden ringen, die hij aan de vier poten bevestigde:
twee ringen aan elke kant van de ark. Hij maakte draagbomen van acaciahout, verguldde ze en stak ze door de ringen aan weerszijden, zodat de ark gedragen kon worden.
Ook maakte hij de verzoeningsplaat van zuiver goud, tweeëneenhalve el lang en anderhalve el breed. Aan de beide uiteinden daarvan maakte hij een cherub, eveneens van goud, één aan het ene uiteinde en één aan het andere uiteinde. Het was drijfwerk, de twee cherubs vormden één geheel met de plaat. Ze stonden tegenover elkaar, met het gezicht naar de verzoeningsplaat gekeerd, en hun vleugels waren gespreid zodat ze zich daar beschermend over uitstrekten.
Men maakte de tafel van acaciahout, twee el lang, één el breed en anderhalve el hoog. Hij werd met zuiver goud overtrokken en rondom werd een gouden sierlijst aangebracht:
een rand van een hand breed, in een gouden lijst gevat. Men goot vier gouden ringen en bevestigde die aan de vier hoeken, bij de poten. De ringen zaten vlak onder de rand; ze waren bestemd voor de draagbomen waarmee de tafel gedragen kon worden. De draagbomen voor de tafel maakte men van acaciahout, dat verguld werd. Ook maakte men de voorwerpen die op de tafel moesten komen:
de schotels, schalen en kommen, en de kannen voor de wijnoffers, allemaal van zuiver goud.