Denk toch aan Uw dienaren Abraham, Isaak en Israël, aan wie U onder ede deze belofte hebt gedaan:
“Ik zal jullie zo veel nakomelingen geven als er sterren aan de hemel zijn, en het hele gebied waarvan Ik gesproken heb zal Ik hun voor altijd in bezit geven.”’ Toen zag de HEER ervan af Zijn volk te treffen met het onheil waarmee Hij gedreigd had.
Mozes keerde zich om en ging de berg af. De twee platen met de verbondstekst droeg hij bij zich. Aan beide kanten waren ze beschreven, aan de voorkant en aan de achterkant. De platen waren Gods eigen werk en het schrift dat erin gegrift was, was Gods eigen schrift. Toen Jozua het geschreeuw van het volk hoorde, zei hij tegen Mozes:
‘Ik hoor strijdkreten in het kamp!’ Maar Mozes zei:
‘Dat is geen gejuich na een overwinning en geen geweeklaag na een nederlaag. Luid gejoel – dát hoor ik.’ Dichter bij het kamp gekomen, zag hij het stierenbeeld en het gedans. Woedend smeet hij de platen aan de voet van de berg aan stukken. Hij greep het stierenbeeld, gooide het in het vuur en verpulverde het. De as strooide hij op het water, en dat liet hij de Israëlieten drinken. Tegen Aäron zei hij:
‘Wat heeft dit volk je misdaan, dat je zo’n zware schuld op hen geladen hebt?’ ‘Ik smeek je je woede te bedwingen,’ antwoordde Aäron. ‘Je weet dat dit volk alleen maar kwaad wil. Ze zeiden tegen mij:
“Maak een god voor ons die voor ons uit kan gaan, want wat er gebeurd is met die Mozes, die ons uit Egypte heeft geleid, weten we niet.” Toen ik hun om goud vroeg, deden ze meteen hun sieraden af en gaven ze aan mij. Ik gooide ze in het vuur en toen kwam dat kalf eruit te voorschijn.’
Mozes begreep dat het volk zich had laten gaan omdat Aäron niet ingegrepen had, en dat hun vijanden daarom de spot met hen zouden drijven. Hij ging bij de ingang van het kamp staan en zei:
‘Wie voor de HEER kiest, moet hier komen.’ Alle nakomelingen van Levi voegden zich bij hem.