De HEER zei tegen Mozes:
‘Ik heb Mijn keuze laten vallen op Besaleël, de zoon van Uri, de zoon van Chur, uit de stam Juda. Ik heb hem uitzonderlijke talenten geschonken, wijsheid, vakmanschap en inzicht op allerlei gebied:
hij kan ontwerpen maken en ze in goud, zilver, koper en brons uitvoeren, hij kan stenen snijden en zetten en hout bewerken en hij beheerst ook allerlei andere vaardigheden. Oholiab, de zoon van Achisamach, uit de stam Dan, stel Ik als zijn medewerker aan. Allen die hun vak verstaan heb Ik wijsheid geschonken, zodat zij alles kunnen maken waartoe Ik opdracht heb gegeven:
de ontmoetingstent, de ark voor de verbondstekst, de verzoeningsplaat die erop moet liggen, alle voorwerpen voor de tent, de tafel en de voorwerpen die erbij horen, de lampenstandaard van zuiver goud en de bijbehorende voorwerpen, het reukofferaltaar, het brandofferaltaar met het gerei, het wasbekken, het onderstel ervan, de ambtsgewaden, de heilige kleding voor de priester Aäron en de kleding die zijn zonen als priester moeten dragen, de zalfolie en het geurige reukwerk voor het heiligdom. Laat hen alles uitvoeren zoals Ik het je heb opgedragen.’