Het bovenkleed dat bij de priesterschort hoort, moet in zijn geheel van blauwpurperen wol gemaakt worden. De halsopening komt in het midden en wordt afgezet met een rand die net zo geweven is als die van een wapenrok, om inscheuren te voorkomen. Op de hele zoom moet je granaatappels van blauwpurperen, roodpurperen en karmozijnrode wol aanbrengen met gouden belletjes ertussen, steeds om en om een gouden belletje en een granaatappel. Aäron moet dit bovenkleed dragen wanneer hij dienst doet. Wanneer hij het heiligdom binnengaat om voor de HEER te verschijnen en wanneer hij weer naar buiten komt, moet het geluid van de belletjes te horen zijn, anders zal hij sterven.
Maak een rozet van zuiver goud en graveer daarin, als in een zegel, de woorden “Aan de HEER gewijd”. Bevestig deze voor op de tulband met een koord van blauwpurperen wol. Door de rozet voortdurend op zijn voorhoofd te dragen, neemt Aäron de schuld van de Israëlieten op zich wanneer zij tekortschieten bij het brengen van hun heilige gaven; dan worden deze door de HEER aanvaard.
Weef een tuniek en een tulband van fijn linnen garen, en maak een vakkundig geborduurde gordel. Ook voor Aärons zonen moet je tunieken en gordels maken en hoofddoeken die hun waardigheid en aanzien verlenen.
Laat je broer Aäron en zijn zonen deze kleding aantrekken en zalf hen; zo wijd je hen en heilig je hen om Mij als priester te dienen. Je moet ook linnen broeken voor hen maken die hun geslachtsdelen bedekken; ze moeten van de heupen tot op de dijen reiken. Aäron en zijn zonen moeten ze dragen als ze de ontmoetingstent binnengaan of in het heiligdom dienst gaan doen bij het altaar. Anders laden ze schuld op zich en zullen ze sterven. Dit voorschrift blijft voor hem en zijn nakomelingen voor altijd van kracht.